Spoorweggeschiedenis Houthem


Een akte van verkoop en een stukje spoorweggeschiedenis anno 1848  

Léon Willems

Op 25 mei 1848 wordt ten huize van notaris Schoenmaeckers een verkoopakte ondertekend, waardoor twee stukken grond in eigendom worden gegeven van de Aken Maastrichtsche Spoorwegmaatschappij. Het betreft zeventien roeden en zesentwintig ellen bouwland en struwelen, gelegen onder de gemeente Meerssen en drie roeden vierenveertig ellen bouwland te Houthem. De grond is in eigendom geweest van de landbouwer Arnoldus Martinus Willems. Bij de verkoop is de zaakwaarnemer van de maatschappij aanwezig, Hendrik van Caubergh uit Maastricht. De akte wordt mede ondertekend door de notaris en de verkoper en twee getuigen, zaakwaarnemer Jan Willem van Sintfijt en landbouwer Willem Geuskens.

De verkoop van stukken grond aan de spoorwegmaatschappij is in die dagen geen bijzonderheid. De maatschappij probeert zoveel mogelijk land te vergaren om de aanleg van de spoorlijn tussen Maastricht en Aken mogelijk te maken.

In dit artikel wordt getracht de achtergronden weer te geven van de verkoop en tevens wordt een beeld geschetst van de totstandkoming van de stations in Houthem en hun verleden.

Halte St. Gerlach in de oorspronkelijke staat

Een stukje familiegeschiedenis
Op het moment dat voornoemde stukken grond verkocht worden is Arnoldus Martinus Willems 39 jaar en nog ongehuwd. Hij is de zoon van Gerardus Willems en Maria Helena Muniks.
Zijn vader was van beroep timmerman en op 17 september 1769 geboren te Schimmert. In 1819 was hij tijdelijk burgemeester van Houthem en van 1800 tot 1825 wethouder. Hij bleef tot 1844 in de gemeenteraad van Houthem zetelen. Gerardus Willems overleed op 30 oktober 1845. Het echtpaar telde negen kinderen.

Uit de memorie van successie blijkt dat Gerardus heel wat bezittingen had, met name in Groot Haasdal bij Schimmert. Het zou te ver voeren al deze bezittingen hier op te sommen. Maar hij had ook bezittingen in Houthem, en wel:

"Een perceel land gelegen in het Amstenrood reinende ( = grenzende ) Van der Vrecken en Goossens, een huis tuin weide en verdere aangehorigheden gelegen te Straebeek reinende de Heer De Ceva de straat en de beek of steeg, een perceel land gelegen in de Broekemerbeemden reinende Erens en Rosenboom, een beemdje gelegen te Broekhem reinende Jan Schrooders en de weduwe Lambrix, een huis met tuin en weide te Broekem in het Straetje reinende eene zijde weduwe Reintjens en anderen, een perceel bouwland reinende Erens en meer anderen, een dito perceel reinende Max Philippi en Willem Ackermans, een dito met houtgewas gelegen in de Keel naast Max Philippi en meer anderen, een dito gelegen in de Keel reinende Arnold Erens en Michiel Geuskens, een huis met tuin weide en verdere aangehorigheden gelegen te Broekhem langs de straat naast Lambert van Aken en Rozenboom".

Dit laatste huis werd betrokken door Arnoldus Martinus Willems. Arnoldus Martinus zag op 12 november 1809 het levenslicht te Houthem. Op 17 januari 1851 trad hij in het huwelijk met Maria Anna Crousen uit Nuth. Het huwelijk zou zeer vruchtbaar blijken, want er kwamen dertien kinderen uit voort. Arnoldus Martinus Willems overleed op 22 juni 1892 te Houthem. Zijn echtgenote overleed op 11 mei 1897, eveneens te Houthem.

Een spoorlijn voor Limburg
Al in 1835 bestonden er plannen om een spoorwegverbinding tussen Maastricht en Aken te bewerkstelligen, maar de Belgische opstand gooide roet in het eten. In 1841 nam een aantal Maastrichtse ondernemers het besluit om de plannen opnieuw aan te pakken. Er kwam een comité tot stand, waarin ook de glas- en aardewerkfabrikant Petrus Regout zetelde. De plannen werden echter niet uitgevoerd, omdat de Nederlandse regering niet bereid was zoveel geld in deze onderneming te steken. Enkele jaren later poogde men om met particulier kapitaal de spoorweg alsnog te realiseren. Het kapitaal kwam uit Duitsland en zowel in Maastricht als in Aken was een comité actief. Beide comités richtten een naamloze vennootschap op voor de aanleg en exploitatie van de spoorlijn. In april 1846 kreeg de maatschappij de concessie voor de lijn en tevens het beheer en vruchtgebruik van de Domaniale Kolenmijn te Kerkrade.

Op 20 oktober 1853 werd de spoorlijn feestelijk in gebruik genomen. Vanuit het emplacement van Wyck vertrok de eerste trein naar Aken. Over de afstand van dertig kilometer deed de stroomtrein een uur. Het officieel vervoer ging op 23 oktober van start. De trein reed aanvankelijk vier maal op en neer naar Aken. Gemiddeld maakten in die beginperiode 275 mensen per dag gebruik van de trein. Belangrijker was echter het goederenvervoer, dat net als bij het personenvervoer in drie klassen was verdeeld. Per trein werden goederen als steenkool, mest, granen, meel, groenten en hout vervoerd. Ook werden er rijtuigen en paarden en vee per trein vervoerd.




zie ook: 'Stationchef'Arnold Priem op ansichtkaart uit het jaar 1903

zie ook: wikipedia

Stations
Over de geschiedenis van de Houthemse stations is helaas weinig bekend. Het oudste station lag in ieder geval in Vroenhof, maar verdere gegevens ontbreken. Dat station bleef tot 1936 in gebruik.
Rond 1903 werd er een stationsgebouw van hout in Sint Gerlach vervaardigd. De overlevering wil dat het gebouw uit hout was opgetrokken, omdat de broer van de ontwerper een houthandel had. Het houten gebouwtje bevatte een bureau, een grote wachtkamer en een kleine bagageruimte. Sinds 1903 had Houthem een haltechef met twee arbeiders-telegrafisten. Daarvoor werd alle werk verricht door de wachter en zijn vrouw. Ze verkochten kaartjes en bedienden de overweg. Tot 1903 was Houthem een gewone stopplaats, daarna werd het een "halte met uitgebreide verkeersbevoegdheid".
 

Panorama en overweg, gezien vanuit het hotel Klepper

In 1928 kostte een retour van Houthem naar Maastricht dertig cent. Op vrijdag kon men een zogeheten "marktkaartje" voor een kwartje kopen. Men diende dan wel reeds voor twaalf uur terug te zijn.
Wanneer er gestopt moest worden waarschuwden de passagiers de conducteur. Moesten er mensen met de trein mee, dan werd er een rode vlag uitgestoken.

Er was nog een halte op het grondgebied van de gemeente Houthem. Omstreeks 1850 bouwt Alexander Pierre Philip Cornelis Robert De Ceva een mergelstenen villa op het grondgebied van hoeve Strabeek. De hoofdingang werd bij de bouw al naar de toekomstige spoorweg gebouwd, waardoor we ons niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de generaal grond ter beschikking aan de spoorwegmaatschappij had gesteld en in ruil daarvoor naast een som gelds ook het privilege afdwong om bij het woonhuis een stopplaats te krijgen. De bewoners van wat later Geerlingshof ging heten konden dus al vanaf de opening van de spoorweg in 1853 direct op de trein stoppen. Het betrof hier een halteplaats op verzoek, waarbij de trein middels de al genoemde rode vlag tot stoppen werd gevraagd.

De Ceva werd op 25 maart 1791 te Sèvres geboren en overleed op 15 mei 1876 te Houthem. Hij was gehuwd met Emilie Albertine Josefa Poswick, afkomstig van kasteel Rijckholt. Op 26 februari 1824 werden beiden in de echt verbonden. De Ceva was ridder in de militaire Willemsorde, adjudant van de koning en generaal-majoor. In 1855 wordt Geerlingshof betrokken door zijn dochter Emilia Louise Charlotte, die gehuwd was met de staatsman jonkheer M.P.Th. van der Maessen de Sombreff. Hij volgde een rechtenstudie in Leiden en vestigde zich in 1850 in Maastricht als jurist. In 1853 werd hij lid van Provinciale Staten en 1856 van Gedeputeerde Staten. In 1862 wordt hij tot minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet Thorbecke benoemd. Hij neemt echter al op 2 januari 1864 ontslag na een geschil over Rusland. Hij blijft echter lid van de Tweede Kamer. In 1880 vestigt de familie zich in Maastricht, waarna de villa enige tijd komt leeg te liggen. De jonkheer sterft op 75-jarige leeftijd op 14 november 1902.

In 1890 wordt het "kasteel Strabeek" betrokken door de paters Oblaten. Patroon van het klooster wordt Sint Gerlachus. Tussen 1896 en 1897 wordt het klooster uitgebreid. In mei 1944 wordt het ontruimd op last van de Duitsers, die er de Organisation Todt vestigen. Vlak na de oorlog is het onderkomen van politieke gevangenen en later stafkwartier van het Amerikaanse leger. In 1949 verlaten de paters het gebouw definitief en wordt er de Volkshogeschool Geerlingshof, thans Driekant, gevestigd.
Dan heeft het gebouw overigens al lang geen eigen halteplaats meer. Wel gebeurde er ter hoogte van Geerlingshof op 10 november 1955 een ongeluk. Een lege dieseltrein botst op een stilstaande goederenwagon. Oorzaak van het ongeluk is het feit dat de seinen niet bediend werden, omdat de seinwachter niet tijdig aanwezig was. Een viertal wagons ontspoorde. De ravage was groot, maar er vielen geen gewonden.

Protesten
In 1948 werden de blokwachters van het Houthemse station vervangen door stationsbeambtes. De blokwachters Houben, Martens en Ummels moesten toen een cursus gaan volgen en legden hun examens in Utrecht af. Sedertdien is veel gewijzigd. Het treinverkeer is toegenomen en het station gemoderniseerd. De overweg wordt niet meer handmatig bediend en na de blokwachters zijn nu ook de stationsbeambtes verdwenen. Het laatste station van Houthem is er wel nog, maar staat op de nominatie te verdwijnen. Toen het plan van de NS doorlekte dat niet-rendabele treinstops op de lijn Heerlen-Maastricht zouden verdwijnen, bracht dat veel mensen op de been. Raadslid Jo Römling startte in 1992 een handtekeningenactie en 800 Houthemenaren lieten daarmee weten voor behoud van het station te zijn. Ook de directie van Franciscusoord pleitte voor behoud, want de sluiting van het station zou de mobiliteit van de bewoners van het revalidatieoord ernstig in gevaar brengen.
Of het station in Houthem zal worden gered zal alleen de toekomst uitwijzen. Na het miljoenenlijntje en de directe verbinding van Maastricht met Aken lijken nu ook de restanten van de oude Aken-Maastrichtse Spoorwegmaatschappij te verdwijnen en daarmee gaat een belangrijk stukje spoorweghistorie verloren.

Geraadpleegde literatuur
- Jenniskens, A.H., Het spoor. Honderdvijftig jaar spoorweggeschiedenis Maastricht, Maastricht 1985
- Notten, J.G.M., Een minister op Geerlingshof, in: Geulrand nr. 18, april 1987, pp. 12-13
- Pluymaekers, L., De sjtasies van Houthem: Twiè foute geslope in veer weurd, in: Weekblad Land van Valkenburg 7-11-1975
- Romers, H., De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938, Zutphen 1981, p. 245
- Notariëe Akten Rijksarchief in Limburg, Collectie Notaris Schoenmaeckers nr. 95
- Genealogische Collectie A. Willems (particulier bezit)
- Genealogische Collectie P.J. Willems (particulier bezit)


Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (1994) nr 2, p. 9-14


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!