De families Bielders
in Houthem (2)
Voor deel
1: klik hier
Lei Bielders
Een nieuwe generatie van kleine zelfstandigen
Harie en Jeu Bielders vonden het timmerwerk van hun vader
machtig interessant en waren als bengels niet uit de
werk-plaats weg te slaan. Omdat ze opgroeiden tussen de
schaafkrullen, was het niet verwonderlijk dat ze de
interesse voor het hout met de paplepel kregen ingegoten.
De jongens Jeu (7) en Harie (9)
Jeu ging direct na de lagere school naar de ambachtschool in
Meerssen. Harie ging eerst naar de paters in Schimmert, hij
was daar intern. Veel eten kreeg hij niet, zodat vanuit het
thuisfront zijn bekje moest worden bijgespekt. Na twee jaar
hield hij het daar voor gezien en kwam hij terug naar huis.
Zijn vader liet er verder geen gras over groeien en zette
hem aan het werk in zijn werkplaats. Om bij te leren ging
hij in de avonduren naar de tekenschool in Valkenburg. Na de
ambachtschool ging ook Jeu bij zijn vader werken, zodat het
een echt familiebedrijf werd.
De veranda van huize Mevis (woning is inmiddels afgebroken)
Harie en Jeu konden het goed met elkaar vinden. Ze gingen
vaak samen op karwei. Hun eerste grotere klus was de bouw
van de veranda in 1925 bij de familie Mevis in de
Onderste-straat. Toen hun vader ouder werd, besloten de twee
jonge-mannen de zaak samen voort te zetten: de firma Gebrs.
Bielders werd opgericht. Toen de werkplaats te klein werd,
bouwden ze in 1937 ondanks de crisistijd een groter
‘wèrkes’. Kennelijk hadden ze er genoeg vertrouwen in dat
hun samenwerking niet van tijdelijke aard zou zijn. En dat
zou ook blijken, want de rest van hun leven zijn ze samen de
zaak blijven voeren, wat heel bijzonder was. Hoewel allebei
goede vaklui, hadden ze toch verschillende bekwaamheden.
Harie was meer de man van het denkwerk en Jeu meer de man
van het doen. Harie maakte de teke-ningen, stelde calculaties
op en deed de administratie. Jeu was liever met het handwerk
bezig, hij was bedreven in het oplossen van prak-tische
problemen bij de uitvoering van het werk en het maken van
wat ingewikkelder constructies, zoals draai-trappen. Deze
kwaliteiten vulden elkaar goed aan, zodat ze samen een hecht
koppel vormden, dat zich bij tijd en wijle terugtrok om met
elkaar te overleggen in een hoek van de werkplaats of onder
de opslagloods.
Een rekening uit 1939
In de praktijk hadden beiden hun eigen vaste klanten. Zo
werkte Harie altijd voor het klooster in Vroenhof, waar hij
met een bel in de hand door de gangen moest lopen om de
zusters te waarschuwen dat er een man in aantocht was.
Uiteraard vond hij het niet erg er af en toe toch eentje
tegen het lijf te lopen, want er waren best knappe nonnetjes
tussen. Jeu werkte altijd voor baron De Selys de Fanson op
het kasteel, waar hij het niet kon nalaten om tussendoor in
de keuken pret te maken met de dienstmeisjes. Waarbij baron
Robert hem geregeld trappeerde met de gevleugelde woorden:
‘Wat haet men sjpas, Mathieu!’.
Het werk dat uitgevoerd moest worden, werd in de werk-plaats
op een schoolbord geschreven. Als er een klant nieuw werk
kwam opgeven, werd altijd eerst naar dat bord ge-keken. Stond
het volgeschreven, dan werd tegen hem gezegd dat hij nog
even moest wachten. De klant begreep dan dat hij na enige
tijd terug moest komen om te kijken of zijn werk nu wél kon
worden opgegeven. Als zijn werk op het bord genoteerd stond,
moest hij geduldig afwachten totdat het aan de beurt was.
Maar dan werd er ook de actie geleverd, die aan hun goede
vakmanschap verplicht was.
Klaar voor transport (jaren '60)
Tot ver in de jaren vijftig bleven ze net als hun vader
doods-kisten maken. Soms werd die zelfs van tevoren besteld
en dan ging de opdrachtgever even op een plank liggen, opdat
ze precies de maat konden nemen. Ook hun kinderen beleefden
hier menig plezier aan door als de kist klaar was er even in
te gaan liggen. De dienstverlening ging zo ver dat men de
opgebaarde dode op verzoek voor de begrafenis inkistte. Ook
het maken van grafkruizen met inscripties behoorde tot hun
werkzaamheden. Maar niet alleen bij vol-wassenen stonden de
Gebrs. Bielders goed aangeschreven. Ook de Houthemse jeugd
wist de weg naar hun werkplaats al vroeg te vinden. Ze namen
voor hen de tijd om een vlieger in elkaar te zetten, een
slee te maken of het speelgoed te repareren. Zo wisten ze de
jongeren aan zich te binden om ze later als volwaardige
klanten te mogen begroeten.
Briefhoofd
Toch was de beginperiode niet gemakkelijk. In de jaren
dertig begon de crisistijd, gevolgd door de Tweede
Wereld-oorlog en de schaarste van de periode daarna, waarin
het zelfs voor een timmerbedrijf moeilijk was om aan hout te
komen. In deze tijden moest de tering naar de nering worden
gezet, wat ook voor de huismoeders geen gemakkelijke opgave
was. In die tijd hadden de meeste mensen het niet breed en
was men nog met weinig tevreden. Elk huishouden probeerde
zoveel mogelijk in het eigen onderhoud te voor-zien. Voor het
vlees hield men kippen, konijnen en varkens. Wekelijks werd
er stevig ‘zwartbrood’ gebakken. In de ‘koalhof’ werden
groenten geteeld, bij de boer werd een roede aardappelen
gekocht, het fruit uit de tuin werd geweckt, het ‘zoermoos’
werd in stenen baren ingemaakt. Kortom: ook dat was een
eigen bedrijfje, maar met moeder de vrouw aan het hoofd. Zo
werkten de gezinnen zich door de moeilijke jaren heen.
Overleg in de
werkplaats (jaren '60)
Vanaf de jaren vijftig braken betere tijden aan. Voor de
kinderrijke gezinnen moesten huizen worden gebouwd en daar
profiteerden de Gebrs. Bielders van mee. Met de komst van
Nico Bielders, de zoon van Harie, werd het timmer-bedrijf
allengs een aannemersbedrijf. Er werden meer knechten
aangenomen
1, een moderne VW-pickup aange-schaft, met
metselaars en loodgieters samengewerkt. Er werd in die tijd
nog ambachtelijk gebouwd, zodat hun hamer-geklop tot in de
verre omtrek te horen was.
Na het middageten (jaren '60)
Het waren tijden van hard werken,
maar ook van ontspanning als de zaken goed liepen. Zo
stuurde Jeu daags na een kermis een van de knechten naar
zijn huis om stiekem de overgebleven vlaai uit de kelder te
halen, die door zijn vrouw voor verlate kermisgasten werd
bewaard. Deze smaakte prima, maar je kunt je voorstellen dat
het ’s avonds achter het station plaatselijk stevig
onweerde. Het waren goede jaren zonder al te veel problemen.
Of het zouden al de files moeten zijn die Harie in het dorp
veroorzaakte als hij midden in het drukke zomerseizoen met
een slakkengangetje over de Provincialeweg reed en zich
niets aantrok van de rij auto’s die achter hem steeds verder
aangroeide…
Helaas zou het met de firma anders aflopen dan ze zich
gewenst hadden. Het zag er lang naar uit dat Nico als derde
generatie timmerman Bielders de zaak zou voortzetten.
Advertentie Land van Valkenburg
Midden
in de kracht van zijn leven werd hij echter getroffen door
een ongeneeslijke ziekte, zodat de firma zonder op-volger
kwam te zitten. Omdat de beide broers de pensioen-gerechtigde
leeftijd al gepasseerd waren, zijn ze op 1 januari 1977 met
de zaak gestopt. Daarmee kwam niet alleen een einde aan ruim
vijftig jaar broederlijke samenwerking, maar ook aan meer
dan 70 jaar verbondenheid van de familie Bielders met het
beroep van timmerman in de Houthemse gemeenschap.
Harie Bielders (*1906) was in 1934 getrouwd met
Lieske
Limpens (*1909 in Meerssen), die hij in Vroenhof had leren
kennen, toen ze een zieke tante met het huishouden hielp.
Hij bleef wonen in het ouderlijk huis in Vroenhof, dat in de
loop der jaren een paar maal verbouwd werd. Ze kregen zes
kinderen, een jongen en vijf meisjes: Miep (*1935), Nico
(*1936), Johanna (*1938), Emma (*1939), Tonny (*1945) en
Tiny (*1947).
Trouwfoto (1934)
Harie was een echt gezinsmens. Omdat hij de zaak bij huis
had, kon hij zich relatief veel met de kinderen bemoeien.
Hij genoot van al dat gekwebbel om hem heen. Er werden veel
spelletjes gedaan, plaatjes gedraaid en naar de radio
geluisterd. Harie was een geboren verteller, die met
span-nende verhalen de kinderen aan zijn lippen wist te
krijgen. In de zomer ging hij vaak stiekem ijsjes halen, die
natuurlijk met gejuich werden begroet, ook al waren ze soms
al een beetje gesmolten. Hij had altijd veel belangstelling
voor wat zijn kinderen aan het doen waren en hielp graag een
handje mee als dat nodig was. Als er op kamp gegaan moest
worden, bracht hij met de VW-pickup de bagage van zo’n
zestig kinderen naar het
kamphuis in Ulestraten of Epen. Ondertussen bakte Lieske
voor iedereen worstjes, zodat het eten de eerste dag snel
klaar kon zijn. Nadat Harie meege-holpen had om de boel in te
richten, bleef hij graag nog even rondhangen. Dan wist men
hem ook nog voor de afwas te strikken, zodat er pas laat
afscheid kon worden genomen.
Harie op kamp (1960) met Maria Kuipers en Riet Suijkerbuijk
Er werd bijna nooit tevergeefs
een beroep op hem gedaan. Dat kwam natuurlijk omdat de
werkplaats aan huis was en de mensen vaak nog ’s avonds
langskwamen om iets te laten repareren. Dan werd het
gereedschap maar weer voor de dag gehaald om de spullen weer
in orde te maken. Ook al kwam dat soms slecht uit omdat hij
in de groentetuin aan het werk was. Maar zoals dat vaak bij
kleine zelfstandigen het geval is, gaan de klanten altijd
vóór en blijven thuis de klusjes liggen. Een andere zaak die
hem na aan het hart lag was de vakopleiding van jongelui die
een beroep in de bouw zochten. Hij zat jarenlang in de
examencommissie van een aantal technische scholen in Limburg
om op die manier toe te zien dat er goede handwerkslui op de
arbeidsmarkt kwamen.
Ook Lieske had het naast haar gezin best druk met de zaak.
Als de ‘manslui’ op karwei waren, moest zij de honneurs
waarnemen. Dan stond zij de klanten te woord of ontving de
reizigers die langskwamen. En als iedereen in de werkplaats
was, moest er koffie worden gezet en bood-schappen van de
telefoon worden overgebracht. In de tijd dat er nog
doodskisten werden gemaakt, zorgde zij voor de
binnenbekleding ervan. Gelukkig was Lieske een gemoede-lijke
vrouw, die dat meestal nogal gelaten over zich heen kon
laten komen. Zij kon genieten van alle drukte om haar heen.
Dat kon haar niet weerhouden om rustig te gaan zitten naaien
of handwerken. Ook zette zij zich actief in voor de
plattelandsvrouwen, een club die in Houthem veel leden telde
en tal van activiteiten in het dorp organiseerde.
Harie en
Lies met Miep, Tonny, Johanna, Emma, Nico en Tiny omstreeks
1965
Naast veel blijdschap en geluk bracht het leven hen helaas
ook het nodige leed. De ziekte van Nico bracht veel zorgen
met zich mee, niet alleen voor het jonge gezin dat naast hen
woonde en waarbij ze zeer betrokken waren, maar ook voor de
ambities over het voortbestaan van de zaak. Het waren harde
klappen toen in 1977 de firma bij gebrek aan een op-volger
moest worden opgeheven, Nico in 1979 stierf en ook Lieske
vrij spoedig daarna ziek werd en in 1981 op 72-jarige
leeftijd stierf. Het is te begrijpen dat Harie door al deze
gebeurtenissen de greep op het leven verloor en in 1983 in
een bejaardentehuis in Heerlen op 76-jarige leeftijd stierf.
Nico Bielders (*1936) was een vrolijke knaap, die net als
zijn vader de werkplaats al vroeg tot zijn speelplaats
maakte. Met al die werklui om zich heen is het niet
ver-wonderlijk dat hij ook door het timmervak gegrepen werd
en naar de ambachtsschool ging om het vak te leren. Maar
zijn ambities reikten verder. Hij ging naar de avondcursus
om voor uitvoerder te leren. Om de nodige praktijkervaring
op te doen ging hij bij het bouwbedrijf van Marcel Muyres in
Sittard werken.
Nico in de werkplaats (1965)
Met het diploma en de nodige
praktijkervaring op zak kwam hij vervolgens de firma van de
Gebrs. Bielders versterken. Door zijn toedoen kwam het
accent geleidelijk meer op het aannemersbedrijf te liggen.
Hij ging op pad om offertes uit te brengen en bouwopdrachten
binnen te halen en gaf daarmee een belangrijke impuls aan de
bedrijvigheid van de zaak. Vanwege zijn technische
belangstelling knutselde hij in zijn vrije tijd graag aan
bromfietsen en scooters. Met zijn vrien-den maakte hij
daarmee geregeld uitstapjes binnen en buiten de
landsgrenzen.
Nico op
zijn scooter
(1960)
Als twintigjarige jongeman kreeg hij kennis met Nandy
Willems (*1941 in Sibbe), die hij had leren kennen toen
hij in het hotel van haar ouders werkte. Ze trouwden in 1965
en gingen wonen aan de Van Caldenborghsweg.
2
Ze kregen twee meisjes: Diana (*1966) en Fiona (*1971). Na
enkele jaren verhuisden ze naar Vroenhof, waar ze in het
huis naast dat van zijn ouders gingen wonen.
3
De gelukkige jaren die ze samen hadden, werden ruw verstoord
toen Nico ziek werd en zijn gezondheid steeds zorgelijker
werd. Hij kon niet langer de bijdrage aan de zaak leveren
die hij zich zo graag gewenst had. Na een aantal moeilijke
jaren stierf hij in 1979 op 43-jarige leeftijd. Nandy moest
haar leven opnieuw vormgeven en verhuisde in 1983 naar Berg
en Terblijt.
4
|
|
Jeu Bielders (*1908) was in 1933 getrouwd met Emma Brouns
(*1907 in Klimmen), die hij had leren kennen toen ze op de
boerderij van de familie Siemons werkte, naast zijn
ouderlijk huis in Vroenhof. Een gat in de haag sloeg ook een
bres in beider harten. Jeu bouwde voor zijn trouwen een huis
achter het station aan de Van Caldenborghsweg, die toen nog
een veldweg was.
5
Zij kregen zes kinderen, maar in verge-lijking
met Harie omgekeerd, een meisje en vijf jongens: Louis
(*1934), Jan (*1936), Jef (*1937), Lies (*1941), Lei (*1945)
en Harrie (*1949).
Trouwfoto (1933)
Emma had de regie van het huishouden strak in handen, wat
met al die jongens ook wel nodig was. Niet voor niets hing
op een in het oog vallende plek in haar keuken een bordje
met de tekst: ‘’t Is in dit huis geheel verdraait, waar ’t
haantje zwijgt en ’t hennetje kraait’. Maar ze liet af en
toe ook graag de touwtjes vieren. Zo ging ze graag met
vastenavond uit. Ze verkleedde zich stiekem en met een
mombakkes op herkende zelfs Jeu haar niet. Later heeft ze
zich actief voor de dans -mariekes bij het kindercarnaval
ingezet. Als bekroning is ze zelfs prinses van de
seniorencarnaval geworden.
Prinses Emma met seniorenprins Wiel (Willems) in 1968
Jeu was meer een zorgeloos type en zorgde regelmatig voor
een vrolijke noot. Zo stak hij eens zijn brandende pijp in
de zak waar ook zijn lucifers zaten, wat een geweldige
steekvlam tot gevolg had. Of ging hij een keer bij het
snoeien van knot -wilgen aan de verkeerde kant van een tak
zitten en viel met huid en haar in de sloot. Ook vergat hij
nog wel eens te tanken en bleef dan ergens met de auto
steken, natuurlijk zonder dat er een tankstation in velden
of wegen te bekennen was. Meestal bleef zijn commentaar
beperkt tot ‘Tja, dat kint gebeure.’ Soms bracht zijn
zorgeloosheid hem echt in de problemen. Al voor de oorlog
zaagde hij met de cirkelzaag een halve vinger van zijn
linkerhand af. Maar dat liep nog gunstig af vergeleken met
een val van een dak die hij in 1964 maakte en waarbij hij
zijn rug brak. Hij moest maanden in het gips op bed blijven
liggen en zweette peentjes opdat hij weer aan het lopen zou
komen.
In het gips (1964)
In huis was er altijd veel levendigheid. Het eigen gezin met
zes kinderen zorgde natuurlijk al voor de nodige drukte. Als
in de zomer een deel van het huis verhuurd werd, kwamen daar
nog de zomergasten met hun gezinnen bij. Tijdens de laatste
oorlogsjaren werd hun plaats ingenomen door een Joodse
familie met vier kinderen. Weer later hielden ze een
kost-ganger in huis. Al die drukte bracht veel gezelligheid
mee, er werd enthousiast gekaart, buiten gespeeld,
uitstapjes gemaakt.
Jeu en
Emma met Louis, Jan, Jef, Lies en Lei in 1973
’s Zondags na het middageten werd er uitgebreid nagetafeld
en mocht iedereen zijn zegje doen. In de winter was het wel
wat rustiger in huis. Dan werd er bij de snorrende
kolenkachel huiswerk gemaakt en naar de radio geluisterd.
Als er sneeuw lag werd er naar hartelust van de berg af
gesleed, eerst door de jeugd en later op de avond ook door
de volwassenen. Het gebied achter het station was toch al
een waar speeldomein voor de talrijke kinderen die er
woonden en er heel wat katten -kwaad uithaalden.
6
Maar kleine kinderen worden groot, ze gingen een voor een
het huis uit, waardoor het er langzaam stiller werd. Omdat
het huis te groot voor hen beiden werd, bouwden ze in 1974
achter het huis een nieuw onderdak voor zichzelf en droegen
ze het huis over aan hun dochter Lies met haar gezin. Een
verstandige oplossing nu ze ouder werden. Gelukkig wisten ze
nog lang van de oude dag te genieten: er werd menig reisje
en uitstapje gemaakt, in het schuurtje werd nog vaak gezaagd
en getimmerd, het volkstuintje werd nog intensief bewerkt en
alle wegen en paadjes in Houthem werden regelmatig verkend.
In 1985 stierf Emma vrij plotseling op 78-jarige leef-tijd.
Nu Jeu alleen achterbleef, verloor het leven gaandeweg zijn
glans. Hij stierf in 1995 in een bejaardenhuis in Maastricht
op 87-jarige leeftijd.
Tonia Speetjens (*1912) kwam door een grillig lot in het
gezin van Louis en Mária Bielders terecht. Haar moeder
stierf bij d’r geboorte in het kraambed en daarom werd zij
door haar vader Hubert Speetjens vanuit Kunrade naar zijn
zus in Hout-hem gebracht. Als klein kind wist ze niet beter
dan dat haar oom en tante d’r vader en moeder waren en hun
kinderen haar broertjes. Als haar vader op bezoek kwam, werd
die net als d’r ‘broertjes’ dat deden, door haar
aangesproken met ‘nonk Hubèrt’. Pas later werd haar verteld
hoe de verhoudingen echt lagen. Maar intussen was zij zo met
het gezin vergroeid geraakt, dat dit voor altijd haar thuis
zou blijven. Na de dood van haar pleegmoeder kwam het
huishouden grotendeels op d’r jonge schouders te rusten. Om
deze zware taak te kunnen vervullen werd ze zelfs tot haar
groot verdriet van de ULO-school in Meerssen gehaald. De
hechte band tussen de kinderen versterkte de onderlinge
saamhorigheid en mede daardoor is zij voor de drie broers
Bielders altijd een echte ‘zus’ gebleven.
Trouwfoto (1935)
Tonia leerde als meisje van twintig de bakkersknecht
Sjef
Crutzen (*1906 in Echt) kennen, die in Houthem bij bakker
Dreessen werkte. Om zich van een bestaan te verzekeren
bouwden ze een eigen bakkerij aan de Provincialeweg.
7 Ze
trouwden in 1935 en kregen vijf kinderen: Annie (*1936),
Wiel (*1937), Tiny (*1939), José (*1941) en Gerlach (*1946).
Het leven van het bakkersechtpaar was zwaar: elke dag midden
in de nacht opstaan om met briketten de oven op te stoken,
het brood op tijd bakken, de winkel bijhouden en het brood
met de bakfiets bij de klanten thuis bezorgen.
En als je dan ook nog eens vijf kinderen om je heen hebt
lopen, die het nodige kattenkwaad uithalen, heb je meer dan
genoeg te doen. Gelukkig wist Sjef in de warme bakkerij het
hoofd koel te houden en steeds het overzicht te bewaren.
Tonia en Sjef met Wiel, José, Gerlach, Tiny en Annie in 1953
Naarmate de kinderen ouder werden, moesten ze onder de
kordate leiding van Tonia bijspringen om de boel aan het
draaien te houden: Tiny in de winkel en José en Wiel in de
bakkerij. Maar ook de anderen ontkwamen er niet aan om in
hun ‘vrije tijd’ mee te helpen. Vóór de hoogtijdagen, zoals
met de feestdagen en met de kermis, was het extra druk in de
zaak. In die tijd leverden vooral de grotere gezinnen deeg
en weckglazen vol fruit af om er vlaaien van te laten
bakken. Het mag een wonder heten dat ze dit in de bakkerij
allemaal uit elkaar konden houden!
Sjef en Tonia met Annie op de bakfiets (1937)
Tiny op
het terras (1958)
De zaak had de tijd mee: na de oorlog groeide het toerisme
in Houthem gestaag, wat extra klandizie betekende voor de
luxere artikelen als broodjes, vlaais, gebak en niet te
vergeten schepijs, dat zij als eersten in Houthem
verkochten. Een deel van de winkel werd tot lunchroom
verbouwd en voor de etalage werd een terras aangelegd, waar
de drie meisjes menige
passant tot een consumptie wisten te
verleiden. Er kon een bestelauto worden aangeschaft, waarmee
Wiel in Houthem en omstreken het brood aan huis bezorgde.
Het leven van een bakker is helaas niet erg gezond: Sjef
kreeg last van zijn longen, werd ziek en stierf in 1969 op
63-jarige leeftijd. Daarna zette Wiel de zaak voort. 8 Tonia
is nog lang boven de winkel blijven wonen. In 1997 is ze
naar het bejaardenoord in Vroen -hof verhuisd, waar ze nog
steeds woont.
Vanzelfsprekend was er veel contact tussen de verschillende
families Bielders. Als er ’s zondags werd gewandeld, kwam
men elkaar regelmatig tegen en werd er natuurlijk even
bij -gepraat. Zoals hier op
bovenstaande foto uit 1936, waarop
Louis Hendriks (met zijn zoontje Jeu) in gesprek is met Jeu
en Emma Bielders en Tonia en Sjef Crutzen. De familie-banden
werden versterkt door wederzijds peetouderschap en als er
iets te vieren was, gingen ze bij elkaar op bezoek. Zo ging
men elkaar
nieuwjaar wensen in een soort zwaan-kleef-aan systeem,
waarin van Vroenhof over de Provincialeweg naar de Van
Caldenborghsweg werd getrokken. Naarmate de route vorderde,
werden de buikjes van de kinderen dikker van alle wafels en
de stemming onder de volwassenen vrolijker van alle
borreltjes. De jongste generatie bewaart er nog steeds mooie
herinneringen aan.
Voetnoten:
1
O.a. Mathieu Braeken (uit Houthem), Giel Cobben (uit
Meerssen), Wiel Pieters (uit Schin op Geul) en John Coumans
(uit Terblijt).
2
Van Caldenborghsweg nummer 13, in het huis dat eind jaren
’40 was gebouwd door de familie Dekkers, die in een
Geulhemergroeve een cham-pignonkwekerij exploiteerde.
3
Vroenhof nummer 74, in het huis waar vroeger ook zijn
overgrootvader Harie Bielders gewoond had (zie foto).
4
Hun dochter Fiona woont sinds juni 2003 weer in Houthem,
in Vroen-hof nummer 39.
5
Van Caldenborghsweg nummer 295. Kort na de oorlog werd de
weg verbreed en geasfalteerd. In 1959 kreeg de woning het
nummer 14 (zie foto).
6
Mijn broer Jos heeft in de afgelopen jaren over zijn
jeugdherin-neringen in ’t Sjtegelke gepubliceerd. Zie
hiervoor de artikelenreeks: ‘Herinneringen uit mijn
Houthemse jeugd’.
7
Provincialeweg nummer 370. Dat deel van de weg werd ook
wel Schoolstraat genoemd, later weer veranderd in Vroenhof,
nummer 5.
8
Sinds 1999 zet zijn zoon Raymond (*1967) de zaak voort en
vormt daarmee de derde generatie Crutzen in de bakkerij.
Nawoord:
Voor het schrijven van dit familierelaas ben ik te rade
gegaan bij een aantal neven en nichten. Ze zochten in albums
naar oude foto’s, vertelden frappante anekdotes en spoorden
allerlei documenten op. Door hun betrokkenheid heb ik deze
familiegeschiedenis kunnen reconstrueren. Daarom hartelijk
dank aan Ton Bielders uit Broekhem, Johanna Janssen-Bielders
uit Cadier en Keer, Miep Giesen-Bielders uit Gouda, Tonny
Bielders uit Venlo, Nandy Bielders-Willems uit Berg en
Terblijt, Jeanne Hendriks uit Alphen aan den Rijn en Gerlach
Crutzen uit Hulsberg. Uiteraard zijn de gekozen bewoordingen
geheel voor mijn rekening.
Een speciaal woord van dank voor Fons Heijnens uit Houthem,
die me met zijn vraag om dit artikel te schrijven
geïnspireerd heeft om in de familiehistorie te duiken en me
daarmee inmiddels heel wat boeiende uren heeft bezorgd. Hij
heeft geholpen met allerlei materiaal op te zoeken en was
onder het schrijven een voortdurende vraagbaak. Om de
familiedraad uit te pluizen ben ik naar de Elzas gereisd en
heb bij het archiefonderzoek veel steun gehad van
oud-burgemeester Léon Rohn uit Sainte-Croix-en-Plaine. En
natuurlijk was er de interesse van mijn vrouw Corrie, die me
overal bij vergezeld heeft en steeds over mijn bevindingen
enthousiast was.
Geboorteakte Jeu Bielders (1908)
Ik realiseer me dat vroegere levens beschrijven nooit geheel
recht kan doen aan het leven dat ze geleid hebben. De
intensiteit waar-mee ze geleefd hebben is grotendeels aan
ons voor-bijgegaan. Ons rest soms maar weinig: een
uit -treksel van het bevolkingsregister, dat opvalt door het
mooie handschrift van de ambtenaar, een vergeelde foto,
waarvoor ooit in de beste kleren werd geposeerd, een oud
sieraad, dat eens met zorg is gedragen. Deze tastbare
herinneringen vor-men nooit het echte verhaal. Zij schetsen
slechts de con-touren van een tijd, die wij niet in
vergetelheid willen laten geraken.
Reacties:
Aanvullingen en/of foto’s van de Gebrs. Bielders aan het
werk in Houthem zijn van harte welkom bij de auteur:
telefoon 013-5116266 of e-mail: bielders@tref.nl.
|