De families Bielders
in Houthem (1)
Lei Bielders
De komst naar
Houthem: in dienst bij de adel
Zo zal het gegaan zijn: boven op
de bok van een boerenkar gezeten, met alle huisraad achterop
geladen, is de familie Bielders op een mooie najaarsdag in
1875 Houthem binnen gereden en daarmee ten tonele verschenen
in deze Houthemse geschiedenis.1 Het hele
gezin zat op de kar: Harie Bielders (*1834 in
Schimmert), zijn vrouw Mina Pellemans (*1827 in
Soerendonk), hun vier kinderen: Marie (*1863), August
(*1865), Louis (*1867) en Mathieu (*1869). Ook zijn
70-jarige moeder was erbij, zij was al 30 jaar weduwvrouw en
woonde al geruime tijd bij hen in.2 Het
zal voor de kinderen een hele belevenis zijn geweest, die
rit boven op de boerenkar, op weg naar hun nieuwe woonstee.
Harie en Mina hadden elkaar leren kennen op kasteel
Vaeshartelt, waar ze allebei werkten en in 1863 getrouwd
waren. Het jonge gezin had een nieuwe dienstbetrekking
gevonden bij de adellijke familie Ruys de Beerenbroeck, die
kort daarvoor het landgoed ‘De Vroenhof’ aangekocht en
verbouwd had, en nu nieuw personeel zocht. Die avond
betrokken ze hun woonruimte in de ruime hoeve aan de Pasweg.3
In deze oude hoeve in vakwerkbouw met een dak van riet
bevond zich ook het koetshuis met de paardenstal, het schop
voor de werktuigen en de provisiekamers en -zolders. Een
waar speeldomein voor de kinderen, dat ze die avond meteen
verkend zullen hebben.

De hoeve aan de Pasweg, waar Harie
en Mina met hun gezin woonden
Het
leven op het landgoed speelde zich af in een kleine
gemeenschap van knechten, koetsiers, keukenmeiden, naaisters
en kamermeisjes, die voor een deel ook op het landgoed
woonden. Men hielp elkaar zoveel mogelijk, en ook al had je
het niet breed, je deelde je eten, je spullen en je tijd met
de anderen. Er moest hard gewerkt worden: in het huis, in de
tuin, in de stal en natuurlijk ook in het eigen gezin. Er
was in die tijd nog geen elektriciteit of gas, de was doen
en strijken, of ’s winters de kachels stoken, waren klussen
die zeer arbeidsintensief waren. Het landgoed ‘De Vroenhof’
was best groot: achter het herenhuis lag de siertuin met
perken vol bloemen, een grote vijver en wandelpaden, die
doorliepen tot in de beemden, waar de groentetuin en de
weiden met fruitbomen lagen.
Harie
was naast tuinman ook stalmeester en moest zorgen dat de
koetsen en paarden in goede conditie bleven. Mina was
naaister, ze verrichte het nodige herstelwerk aan het
linnengoed, maar sprong ook regelmatig in de keuken bij als
daar veel werk te doen was. Ook de kinderen moesten, toen
zij groter werden, de handen uit de mouwen steken. De omgang
met de familie Ruys de Beerenbroeck was nogal formeel:
jonkheer Jerôme was rechter geweest bij het Hof van Appel in
Luik en was een strenge man, die op orde en rust gesteld
was. Jonkvrouw Emilie daarentegen was zachtmoediger van
karakter en kon met een vriendelijk woord of gebaar zonodig
de plooien weer gladstrijken.
Harie was
een echt buitenmens, hij genoot van het werken in de
buitenlucht, van een verzorgde tuin. Hij was een lustig
type, die de mensen graag aan het lachen maakte. De mensen
zeiden daarom wel eens tegen hem: ‘Doe ljäs nog ein paerd
lache!’ Mina was een zorgzame vrouw, die met weinig middelen
het huishouden wist te regelen, ‘de kroon van haren man’.
Ook al leefden ze in dienstbaarheid, er werd altijd tijd
voor het gezin vrij gemaakt en voor een gezellige sfeer in
huis gezorgd. Oma zat op haar vaste plekje naast het fornuis
te breien en was met de warme koffie bij de hand altijd in
voor een gezellig praatje.
Ze werden
langzaam ouder. Toen in 1893 jonkheer Jerôme stierf, ging
het landgoed over op zijn zoon Karel, een sociaal bewogen
man, die ervoor zorgde dat zij ook op oudere leeftijd daar
konden blijven wonen. Mina stierf er in 1901 op 73-jarige
leeftijd. Harie bleef achter met zijn dochter Marie, die
ongetrouwd was gebleven en nu voor hem zorgde. Toen jonkheer
Karel gouverneur van Limburg werd, verhuisde hij naar
Maastricht en verkocht hij ‘De Vroenhof’. In 1906 verhuisden
Harie met zijn dochter Marie naar zijn zoon Louis, die even
verderop in Vroenhof was gaan wonen. Daar zou hij
uiteindelijk in 1916 op 82-jarige leeftijd sterven.
Marie
Bielders (*1863) werd als enigste meisje in het gezin al
vroeg bij het huishouden betrokken. Van haar moeder leerde
ze vaardig om te gaan met naald en draad en door mee te
helpen in de keuken kreeg ze al snel plezier in het koken.
Haar kwaliteiten vielen de familie Ruys op en ze nam haar
spoedig in dienst. Marie deed haar werk met veel toewijding.
Er waren wel jongemannen die ooit naar haar hand dongen,
maar ze vond dat ze daar ‘nooit tijd voor had’. Ze zou dan
ook altijd vrijgezel blijven. Ze bleef dienstbaar aan
anderen, betrouwbaar ook, men kon zich op haar verlaten.
Hoewel ze een pittige vrouw was, bleef ze gemoedelijk in de
omgang, zodat de mensen graag met haar te doen hadden.
Na de dood van
haar moeder ging ze voor haar vader zorgen. Toen de familie
Ruys het landgoed in 1904 verkocht, verlegde ze haar
werkterrein naar Houthem. Ze deed het naai- en verstelwerk
voor een vast aantal families en kookte bij speciale
gelegenheden, zoals bruiloften en feesten. Ze was nogal
geliefd in het dorp en werd door iedereen, niet alleen
vanwege haar kleine postuur, gemoedelijk ‘täntsje’ genoemd.
Na de dood van haar vader ging ze op kamers wonen bij de
familie Poswick. Toen ze ziekelijk werd, verhuisde ze
opnieuw naar Vroenhof, waar ze door de familie van haar neef
Harie verzorgd werd. Ze stierf in 1945 op 81-jarige
leeftijd.
August Bielders (*1865) was
een opgewekte en attente jongen. Op school maakte hij
gemakkelijk vriendjes, die op de hoeve kwamen spelen en daar
voor heel wat levendigheid zorgden. Lag de belangstelling
van zijn vader meer buitenshuis, die van hem ging meer uit
naar het regelen van de zaken binnenshuis. Hij was een
handige jongen, die het leuk vond spullen te repareren,
kamers op te knappen en dingen in het huishouden te regelen.
Net als zijn zus Marie werd hij ook door de familie Ruys
aangenomen, in de functie van huisknecht.
Na verloop van tijd werd zijn
oppassendheid opgemerkt door jonkheer Louis Michiels van
Kessenich, die advocaat was en met zijn gezin in Roermond
woonde en regelmatig bij de familie Ruys op bezoek kwam.
Toen August 21 was geworden, vroeg deze of hij niet bij hem
in dienst wilde treden. August had daar wel oren naar: op
‘De Vroenhof’ bleef hij immers vaders kind, en wonen in een
stad leek hem wel wat. Zo kwam het dat hij op een herfstdag
Houthem verliet en naar Roermond vertrok. Hij ging inwonen
bij de familie Van Kessenich en raakte al snel vertrouwd met
het huishouden daar. Na een half jaar zou zich echter een
dramatische gebeurtenis voltrekken. Op een voorjaarsmiddag
ging hij de ramen op de tweede verdieping wassen toen hij
uitgleed, naar beneden viel en dusdanig ongelukkig terecht
kwam op de stenen, dat hij binnen enkele uren stierf. Deze
fatale val vond plaats vlak voor hij 22 zou worden. Groot
was de verslagenheid, bij de familie Van Kessenich en hun
personeel, maar natuurlijk ook bij zijn eigen familie, die
zijn hartelijke contact node zou missen. Zo eindigde abrupt
een leven dat nog zo vol beloftes leek.
August in
1887
Mathieu
Bielders (*1869) leek in
veel opzichten op zijn vader. Hij vond het heerlijk om bij
hem in de tuin te zijn en hem het hemd van het lijf te
vragen over wat hij daar allemaal aan het doen was. Hij had
ook de humor van zijn vader, zodat ze samen heel wat
aflachten. Het is niet verwonderlijk dat hij ervoor koos om
net als zijn vader tuinman te worden. Om het vak te leren
ging hij bij een hoveniersbedrijf in Meerssen werken. In
zijn werk was hij serieus en leerde hij verantwoordelijkheid
te nemen. Daarom werd hij vaak voor tuinwerk gevraagd en
raakte hij in de omgeving bekend als een bekwame hovenier.
Tijdens een kermis leerde hij Anna Pisters (*1874 in
Houthem) kennen, ze werden verliefd op elkaar en trouwden in
het najaar van 1896. Ze gingen in Meerssen wonen.
Kort nadien
begon de bouw van het landgoed ‘De Kluis’, genoemd naar de
plek in het Calvariebos waar ooit een vrome kluizenaar
gewoond had. Het moest een buitenverblijf voor jonkheer
Gaspard Testa worden, die rechter in Maastricht was en in de
zomer de drukte van de stad met zijn gezin wilde
ontvluchten. Hij hield erg van het buitenleven, maakte graag
lange wandelingen en genoot ervan vanaf zijn terras het hele
Geuldal te overzien. Bij de aanleg van het ruime park
eromheen werd Mathieu ingeschakeld. Zijn optreden beviel
jonkheer Gaspard zo goed, dat hij hem vroeg om bij hem in
dienst te komen. In 1901 verhuisde hij met zijn vrouw en hun
inmiddels geboren zoon Harie (*1898 in Meerssen) naar ‘De
Kluis’. Kort daarop zou het gezin nog uitgebreid worden met
twee meisjes: Mina (*1901) en Mayke (*1902). Ze woonden in
de grote keuken van het landgoed en hadden hun slaapkamers
op de zolderverdieping.

Mathieu en
Anna met Mina, Harie en Mayke omstreeks 1920
Omdat de
familie Testa een groot deel van het jaar niet aanwezig was,
berustte het toezicht op ‘De Kluis’ voornamelijk bij
Mathieu. Een gedeelte van het park werd gebruikt om groenten
en fruit te telen. Daarvan moest hij in de winter regelmatig
het een en ander met paard en wagen bij de familie in
Maastricht bezorgen. Er werden kippen en schapen gehouden,
en ’s winters werd op klein wild gejaagd. Er was dus werk
genoeg te doen. Er waren permanent twee dienstbodes voor het
huishouden aanwezig, een aantal dat in de zomer flink
uitgebreid werd als de familie Testa een gedeelte van hun
personeel vanuit Maastricht meebracht. Jonk-heer Gaspard was
een vooruitstrevend persoon, zo liet hij regel-matig
kinderen van verre familie uit de Balkan overkomen om aan te
sterken. Deze bleven soms een heel jaar op ‘De Kluis’,
waardoor vriendschappen ontstonden die via briefwisseling
jarenlang standhielden. Hij was een van de eersten in
Houthem die een automobiel aanschafte om daarmee op en neer
naar Maastricht te kunnen rijden. Dat gaf natuurlijk heel
wat bekijks in het dorp en verleende de bewoners van ‘De
Kluis’ extra cachet.
In
de keuken van ‘De Kluis’ was het altijd een vrolijke boel.
Anna was een gangmaker in het bedenken van allerlei grappen,
die menig passant ten deel vielen. Er werd veel muziek
gemaakt en volop gezongen. Maar Anna zorgde ook voor
regelmaat en orde in de keuken, wat ook nodig was omdat er
geregeld diners werden gegeven, waarbij de hele familie werd
ingezet. Omdat de familie Testa onder elkaar Frans sprak,
werden de kinderen op Franse les in Meerssen gestuurd om de
nodige ‘flux de bouche’ te ontwikkelen. Zo vlogen de jaren
voorbij. De kinderen werden groot. |
|
Harie leerde
voor machinebankwerker in Aken. Na het voetballen ging hij
regelmatig naar het café, waar hij Berta van den Hof (*1900
in Houthem) leerde kennen. Ze trouwden en gingen wonen bij
haar moeder in Broekhem.4 Ze kregen vijf
kinderen: 3 jongens en 2 meisjes. Mina leerde bij een
processie Charles Bindels (*1902 in Gronsveld) kennen. Ze
gingen na hun trouwen in Meerssen wonen en kregen eveneens
vijf kinderen: 2 jongens en 3 meisjes. Gedurig tikten de
jaren bij Mathieu en Anna aan. In 1933 werd Mathieu ernstig
ziek. Hij stierf vrij spoedig op 64-jarige leeftijd. Kort
daarop verliet Anna het landgoed om bij haar dochter Mayke
te gaan wonen. Zij beleefde er nog een aantal mooie jaren,
totdat zij in 1948 op 74-jarige leeftijd zou sterven.
Mayke Bielders (*1902) was de
jongste van het stel. Ze was een vrolijke meid, die groot
respect voor haar ouders had. Het was dus niet verwonderlijk
dat ze thuis bleef wonen om haar ouders een handje te
helpen. Toen ze tijdens de kermisdagen bij een tante in
Ulestraten logeerde, leerde ze Louis Hendriks (*1901
in Ulestraten) kennen, die tuinman was op kasteel ‘De Vliek’
in Ulestraten. Ze kregen verkering en trouwden in 1931. De
eerste jaren woonden ze naast het huis van haar neef Harie
in Vroenhof. Na het overlijden van haar vader kwam haar
moeder bij hen wonen. Na enige tijd gingen ze wat dichter
bij het dorp aan de Provincialeweg.5 Ze
kregen vier kinderen: Jeu (*1932), Jeanne (*1934), Til
(*1937) en Charles (*1941).

Na de oorlog werd Louis hovenier bij
de plantsoenendienst van de Staatsmijnen. Hij was een
fanatieke tuinliefhebber, die ook thuis altijd trots op zijn
tuin was. Als zijn kinderen bij het spelen met een bal wel
eens op een plantje in de moestuin trapten, zwaaide er wat.
Maar meestal kon oma voor zijn thuiskomst met een schoffel
vlug de sporen uitwissen. Louis was bij de fanfare, waar hij
meerdere instrumenten bespeelde. Hij zong ook bij het
kerkkoor. Thuis werd dan ook met de kinderen veel muziek
gemaakt. Zoals veel mensen in Houthem, hield Mayke in de
zomer logés en deed ze in de oorlogsjaren de was voor de
familie Regout in Maastricht. Ook werd ze regelmatig door de
baron gevraagd om bij feestelijke gelegenheden op het
kasteel de tafels te komen dekken. Omdat ze naast de lagere
school woonden, mochten in de winter de kinderen die van ver
kwamen zich in hun keuken komen warmen. Veel Houthemmers
bewaren dan ook nog een herinnering aan de warme
chocolademelk, die ze daarbij kregen. Later vertrokken de
kinderen successievelijk naar elders. Haar jongste zoon
Charles was de enige die met zijn gezin nog tot 1974 in
Houthem bleef wonen. Toen het huis hen te groot werd,
verhuisden ze in 1959 naar een van de nieuwbouwhuizen aan de
Pastoor Ribberghstraat.6 Ook daar schiep
Louis al vlug een prachtige bloementuin, waar menig
voorbijganger naar bleef kijken. Louis stierf in 1980 op
78-jarige leeftijd. In 1990 ging Mayke naar het
bejaardenhuis Avondvrede. Zij genoot van haar oude dag en
maakte nog graag met iedereen een praatje. Ze stierf in 1995
op 93-jarige leeftijd.
Louis
Bielders (*1867) was uit ander hout gesneden. Hij was
een jongen die graag knutselde en veel bij zijn vader in het
koetshuis rondhing. Daar werden ’s winters wielen
gerepareerd, assen vervangen en delen van het koetswerk
vernieuwd. Hij was een serieuze jongen, zodat zijn vader
besloot hem voor schrijnwerker te laten leren bij de
timmerwerkplaats van Sjeng Brouns in de Onderstestraat.
Als leerjongen moest hij natuurlijk alles aanpakken. Zo
moest hij met de handkar kozijnen naar het klooster in
Spaubeek brengen, een klus die bijna een hele dag kostte.
Omdat hij liet zien dat hij méér waard was, kreeg hij al
gauw echt timmerwerk te doen. Hij werd een volwaardig
knecht, een rustige jongeman, die niet veel zei en deed wat
gedaan moest worden.
Toen hij
tegen de dertig liep kreeg hij verkering met Lies
Hendrikx (*1873 in Bemelen), die hij via zijn zuster
Marie had leren kennen. Toen ze na de dood van zijn moeder
een huis vlakbij ‘De Vroenhof’ konden krijgen7,
besloten ze in het voorjaar van 1902 te trouwen. Alles wees
op een gelukkige toekomst samen. Maar het lot zou anders
beslissen. Lies liep in het najaar van hetzelfde jaar een
zware longontsteking op, waarvan ze niet meer zou
herstellen. Ze stierf in korte tijd, 29 jaar oud. Het is
niet moeilijk voor te stellen dat dit voor Louis een zware
klap was, die hij maar moeizaam te boven zou komen.
 Na
enkele jaren leerde hij Mária Speetjens (*1869 in
Houthem) kennen. Ze had vrij lang verkering gehad met een
Houthemse jongeman, die de relatie abrupt had beëindigd. De
twee gekwetste zielen vonden geleidelijk meer dan troost bij
elkaar. Louis had inmiddels ontdekt dat hij als vakman méér
kon bereiken door voor zichzelf te beginnen. Hij hakte de
knoop door en kocht in Vroenhof een stuk grond om er een
huis met een kleine werkplaats te bouwen.8
Ze trouwden kort daarop in 1905. Toen zijn vader en zuster
niet langer op ‘De Vroenhof’ konden blijven wonen bouwde hij
een stuk aan zijn huis bij, zodat zij daar konden gaan
wonen.
Het geluk werd compleet toen kort
na elkaar twee jongens werden geboren: Harie (*1906) en Jeu
(*1908). Volkomen onverwachts werd het gezin in 1912
uitgebreid met de komst van Tonia Speetjens, de jongste
dochter van een broer van Mária, wiens vrouw in het kraambed
gestorven was. Het pasgeboren meisje moest snel worden
ondergebracht, omdat haar vader niet in staat was om ervoor
te zorgen.9 Tonia werd liefdevol in hun
midden opgenomen, ook al begrepen de eigen kinderen niet
goed waar zo’n zusje plotseling vandaan kwam. Het gezin zou
compleet worden met de geboorte van Sjeng (*1915). Het ging
er in huis gemoedelijk aan toe, de kinderen groeiden
voorspoedig op en maakten veel plezier met elkaar. Het was
een mooie tijd, maar de dagen waren lang. Er was altijd wat
te doen in huis, in de werkplaats of in de tuin.

Louis en
Mária met Jeu, Tonia en Harie in het voorjaar van 1915
Louis had
over werk niet te klagen. Houthem was met al zijn
landgoederen en herenboerderijen een relatief welvarend
dorp, waar niet beknibbeld werd op het onderhoud van de
bezittingen. In 1921 kon hij als eerste in de omtrek een
elektrische houtbewerkingmachine aanschaffen, waarmee hij
kon schaven, zagen, boren, lijsten maken en slijpen. Het was
een hele investering, maar Louis keek vooruit en zag er de
praktische voordelen van in. Een timmerman maakte in die
dagen van alles: karren, ploegen, tonnen, stoelen, kasten,
kozijnen, deuren, zelfs doodskisten. En als er gordijnen
opgehangen of ramen geschilderd moesten worden, deed hij dat
ook, in die dagen was de klant nog echt koning. Bovendien
had Louis van zijn ouders geleerd wat het betekent om
dienstbaar te zijn. Hij wist altijd de juiste toon te vinden
en kon met iedereen goed opschieten. Tot zijn klanten
hoorden vrijwel alle bekende namen in het dorp: Nčve,
Poswick, Selys de Fanson, Van der Vegte, Erens, Testa, maar
ook de gemeente, de kerk en het klooster. In die tijd werd
alles nog op de lat bijgeschreven en ging hij ééns in de
zoveel tijd met de rekening langs de deur. Bij het
uitbetalen werd dan vaak een ‘drupke’ geschonken, zodat hij
wat spraakzamer dan gewoonlijk werd. Bij thuiskomst kon men
hem dan ook wel eens op een van zijn diepzinnige uitspraak
betrappen, zoals: ‘Wae mčt hout umgeit, ličrt in gedöld en
einvoud’.
Toch bleven
het gezin geen zorgen bespaard. Mária had een zwakke
gezondheid en was vaak ziek. Ze kreeg gelukkig veel hulp van
‘täntsje’ Marie en haar nichtje Mayke. Begin 1925 werd Mária
voor een maagoperatie opgenomen in het ziekenhuis in
Heerlen. Ze zou de operatie echter niet lang overleven en
stierf op 55-jarige leeftijd. Dit betekende voor Tonia dat
ze in het gezin moest inspringen, wat voor zo’n jong meisje
beslist geen geringe opgave was. Louis had dus twee vrouwen
overleefd, wat hem de laatste jaren van zijn leven zeer
bedrukte. Hij stierf in 1933 op 65-jarige leeftijd.
 Sjeng
Bielders (*1915) was een nakomertje in het gezin. Toen
zijn moeder stierf was hij pas 9 jaar en op zo’n leeftijd
mis je een moeder erg. Sjeng was de meest technische van de
drie jongens en wilde machine-bankwerker worden. Hij was pas
van school en nog minderjarig toen zijn vader stierf. In een
briefje dat na zijn dood gevonden werd bleek zijn vader
nogal bezorgd over hem: ‘Houd vooral een oog op Jan. Zorg
dat die ook zijn bestemming bereikt en niet van de weg
afdwaalt’.
Harie was
tot hij meerderjarig werd zijn voogd. Toen kort nadien zijn
broer Jeu een huis achter het station had gebouwd, ging hij
bij hem wonen. Bij de bruiloft van zijn broer Jeu had hij
Marieke Brouns (*1915 in Schin op Geul) leren kennen, de
jongste zus van Emma. Ze kregen verkering en trouwden in
1939. Sjeng had inmiddels werk gevonden in Geleen en daarom
gingen ze dicht bij het werk in Sittard wonen. Ze kregen
negen kinderen, 4 jongens en 5 meisjes. Hoewel hun leven
zich in een andere stad voltrok, bleven ze Houthem bij
familiegelegenheden en kermissen trouw bezoeken. Ze wonen al
enkele jaren in een bejaardenhuis in Sittard.
*
Lei Bielders, zoon van Jeu en Emma Bielders (*1945).
Bracht zijn jeugd in Houthem door, totdat hij in 1963 in
Amsterdam ging studeren. Werkte tot zijn pensionering
bij de Rabobank Academie. Woont sinds 1979 met zijn
vrouw in Udenhout. Vanaf juli 1994 lid van de
Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach.
Voetnoten:
1
De stamboom van de familie Bielders voert naar de Elzas. Op
het eind van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) komt André
Beylder (* 1736 in Heilig-Kreuz / Ste-Croix-en-Plaine) met
het Franse leger in Zuid-Limburg terecht. In 1766 trouwt hij
in Maastricht. Hij is in het bezit van een Lotharings Kruis
in goud, dat nog steeds in de familie is (zie afbeelding).
De familienaam is etymologisch waarschijnlijk afgeleid van
Bilderschnitzer oftewel beeldersnijder (beeldhouwer). De
schrijfwijze verschilt nogal in de loop der jaren. Pas vanaf
de invoering van de burgerlijke stand in 1798 wordt de naam
consistent als Bielders geschreven.
2
De timmerman Henri Bielders (* Maastricht, 1807) was in
Schimmert tengevolge van een val van een dak overleden in
1844. Zijn vrouw Joanna Alofs (* Schimmert, 1805), met wie
hij in 1831 getrouwd was, bleef achter met twee kinderen:
Gerta (* Schimmert, 1832) en Harie (* Schimmert, 1834). Na
de dood van haar man is ze op kasteel Vaeshartelt gaan
werken. Ze bleef tot haar dood op de hoeve aan de Pasweg
wonen en stierf er in 1897 op 92-jarige leeftijd.
3
De hoeve aan de Pasweg (later Putweg) werd in 1927 gesloopt
voor de bouw van de bewaarschool en de woning van de
huismeester van het klooster.
4
Broekhem 62. Harie was in 1940 lid van de gemeenteraad van
Houthem, die op 29 september voor het laatst bijeen kwam om
een motie aan te nemen om de naam Houthem aan de vergrootte
gemeente Valkenburg toe te voegen.
5
Provincialeweg nummer 378, later Vroenhof 16.
6
Pastoor Ribberghstraat 6.
7
Het al lang afgebroken huis lag aan de Provincialeweg rechts
van het vroegere café De Driekoningen van Leukel, ter hoogte
van de huidige parkeerplaats van Frissen, tussen Vroenhof 92
en 94.
8
Provincialeweg nummer 411, later Vroenhof 72. Het
bijgebouwde huis is nummer 74.
9
Tonia Speetjens, tiende kind van de smid Hubert Speetjens
(Houthem, 1864-Kunrade, 1930) en Anna Senden (Kunrade,
1873-Kunrade, 1912), getrouwd in 1896
Vervolg |