Jan Willem van Sintfijt


Over een nalatenschap en een verdwenen familie : Jan Willem van Sintfijt, een separatist in Houthem

Léon Willems

Op 19 juni 1857 verschijnen Jan Willem van Sintfijt en Jan Everard Andries Kleuters voor de toenmalige burgemeester van de gemeente Houthem om aangifte te doen van het overlijden van Willem Speessen, die "alhier in zijn huis gelegen te Houthem aan de groote straat is overleden".
Op dezelfde dag wordt een verklaring van nalatenschap van Willem Speessen afgelegd. Willem Speessen werd op 2 oktober 1800 te Houthem geboren en was van beroep landbouwer. Zijn ouders waren Jan Speessen en Marie Judith Haetsen. Hij was in 1832 gehuwd met Maria Anna Kusters, van beroep huishoudster. De enige erfgename van hem is zijn echtgenote, die in 1884 zal komen te overlijden. De verklaring van nalatenschap wordt ondertekend door schoonzoon Jan Willem van Sintfijt en de erfgename.

Bezittingen
In de akte worden een aantal bezittingen opgesomd. Het betreft "eenen boomgaard gelegen aan de Minderbeek, reinende aan Jan Speessen en aan Jan Willem van Sintfijt, groot 11 vierkante roeden, waarde honderdzestig gulden" en voorts "twaalf roeden zestig ellen bouwland op den Duim reinende aan Frijns en Frissen, waarde honderveertig gulden". Een derde stuk grond betreft "zeven roeden dertig ellen bouwland aan het Overbroekje, reinende aan de weduwe Klinkhamers en aan Jacob Speessen, waarde dertig gulden" en tot slot nog "klederen en lijnwaad van den overledenen, geschat dertig gulden".

Het Overbroekje lag ten noorden van Vroenhof, richting Raar. Ook Op den Duim zal in de nabije omgeving van Vroenhof hebben gelegen. Met de Minderbeek wordt de beek tussen Geulhem en Meerssen aangeduid, die thans onder de autosnelweg door stroomt.

Naast bezittingen had de overledene echter ook nog enkele opstaande rekeningen. Ook deze worden in de akte vermeld. "Schuldig aan den apotheker Demeline te Meerssen wegens geleverde medicamenten voor en in de laatste ziekte van den overledene twintig gulden voor 1/2: 10 gulden; aan den geneesheer Geilekerken te Valkenburg wegens geneeskundige behandeling van den overledene in deszelfs laatste ziekte zestig gulden voor 1/2: 30 gulden; aan den geneesheer Kerckhoffs te Nuth wegens geneeskundige behandeling in de laatste ziekte van den overledenen veertig gulden, doende voor 1/2: 20 gulden; begraffeniskosten van den overledenen honderdachttien gulden".
In totaal moest dus nog 178 gulden voldaan worden.

Een vondelinge
De laatste wil van Speessen was al in 1848 opgesteld bij notaris Schoenmaekers te Houthem. Een belangrijke rol bij de administratieve afhandeling van zijn overlijden speelt Jan Willem van Sintfijt, zijn schoonzoon. Deze was op 30 juni 1820 geboren en was een zoon van Joannes Wilhelmus van Sintfijt en Elisabetha Guidee. Zijn vader was op 16 oktober 1773 te Houthem geboren en van beroep veldwachter. Zijn moeder was afkomstig van Meerssen, waar ze op 7 mei 1779 werd geboren. Het ouderlijk huis stond in de Onderstestraat te Houthem. Jan Willem was de jongste telg van het gezin Van Sintfijt-Guidee. Het gezin telde negen kinderen, waarvan er twee reeds stierven in het eerste levensjaar. In 1849 wil Jan Willem in het huwelijk treden met Martha Kusters, die in de huwelijksacte "oud circa twintig jaren" wordt genoemd. De preciese leeftijd is onbekend, daar zij een vondelinge is.
Op 18 februari 1829 wordt zij gevonden in Namen door Constance Burny, van beroep borduurster, en dagloner Joseph van de Grave. Het pas geboren kind wordt gevonden in een straat achter de kerk van Saint Loup. Het kreeg in eerste instantie de naam Marthe Galsonté. Het duurt tot 1848 eer zij erkend wordt, een jaar voordat ze in het huwelijk treedt. De akte van erkenning wordt dan in Houthem ondertekend.


"In het jaar achttien honderd acht en veertig op den negen en twintigsten der maand Augustus is binnen de gemeente Houthem hertogdom Limburg door Maria Anna Kusters winkelierster oud vijf en veertig jaren alhier woonachtig, erkend geworden een kind van het vrouwelijk geslacht, waarvan zij bevallen is geweest binnen de stad Namur Belgien, aldaar geboren en ter vondeling gesteld den achttienden februarij achttien honderd negen en twintig als dochter van onbekende ouders en aldaar ingeschreven in het geboorteregister denzelven dag onder den voornaam en naam van Marthe Galsonté, van alwelk kind bovengenoemde Maria Anna Kusters zich heeft erkend de moeder te zijn. Tengevolge van die erkenning het kind is genaamd geworden Martha Kusters".

 Wie de vader is, blijft een raadsel.

Separatisme
Jan Willem van Sintfijt was van beroep kandidaat-notaris. Hij werkte bij notaris Johannes Mathias Schoenmaeckers, sedert 1825 notaris te Valkenburg.
In 1848 komt hij in opspraak, omdat hij dan tijdens een bijeenkomst van de separatistische beweging de Duitse vlag hijst. De overlevering wil dat hij vanwege zijn separatistische neigingen nooit notaris is geworden. Nadat België in 1839 onafhankelijk werd, ontstond de huidige provincie Limburg.
De nieuwe Nederlandse provincie kreeg echter een bijzondere staatsrechtelijke positie. Al in 1833 werd tijdens de conferentie van London de idee geopperd om Limburg als hertogdom lid te laten worden van de Duitse Bond. Inderdaad werd Limburg in 1839 aan Willem I toegewezen onder voorwaarde dat zij als hertogdom deel zou uitmaken van de Duitse Bond. In ruil daarvoor werd wel een deel van Luxemburg aan België afgestaan. De Nederlandse koning had Luxemburg in 1815 gekregen in ruil voor het verlies van het verlies van zijn erflanden in Duitsland. Dit hertogdom maakte ook deel uit van de Duitse Bond, totdat het Westelijke gedeelte zich in 1830 bij de Belgische opstandelingen had aangesloten. De toetreding van Limburg tot de Bond werd dan ook door beide partijen, zowel de Duitse Bond als de Koning, als een compensatie voor het Luxemburgse verlies gezien. Overigens had Willem I wel weten te bepalen dat Venlo en Maastricht niet tot de Duitse Bond toetraden, maar direct onder Nederlands gezag vielen. Beide steden waren immers vestingstad en daarom militair van groot belang. Het hertogdom Limburg verkeerde nu in een merkwaardige situatie: het behoorde zowel tot het Koninkrijk der Nederlanden als tot de Duitse Bond. Dat betekende dat de Nederlandse vorst legertroepen moest leveren aan deze bond en in tijden van oorlog zich achter de bond diende te scharen.

Het echtpaar Jan Willem van Sintfijt en Martha Kusters

Deze verplichtingen zouden Nederland later in verlegenheid brengen. In Limburg heerstte nog steeds een anti-Nederlandse stemming. In 1843 rapporteerde gouverneur Gericke:  

"In het algemeen is de inborst der Limburgsche bevolking niet tot onrust geneigd en zonder opruiing van eenige kwalijkgezinden, welke men eerder in de hoogere klassen dan onder de burgers- en landmansstand aantreft, zoudt ieder zich tot gehoorzaamheid aan de uitvoering der bestaande wetten onderwerpen, hoe drukkend ook, onder anderen, voor velen de betaling der belastingen valt, welke in het naburige buitenland,zoo in Pruissen als in België, veel minder gevoeld wordt. Ik kan nochtans niet ontkennen, dat ik met schroomvalligheid het tijdstip tegemoetzie, waarop, gelijk de nieuwstijdingen en particuliere berigten uit 's-Gravenhage zulks voorspellen, nog nieuwe opofferingen of bijdragen tot de behoeften der schatkist van de ingezetenen van dit gewest zouden moeten worden gevorderd. De daaruit onfeilbaar ontstaan zullende ontevredenheid zal vooral met graagte worden benut door de bekende partij, welke het ontwerp eener afscheiding van het Hertogdom Limburg, op denzelfden voet als het Groothertogdom Luxemburg voorstaat".

Vooral de belastingdruk was dus een belangrijke oorzaak tot wrevel. Het kwam tot demonstraties van voorstanders van de afscheiding, de separatisten, onder meer te Venlo en te Roermond.
Hun aspiraties kregen nieuwe hoop toen er in 1848 een revolutie uitbrak in het Duitse gebied. Met die revolutie beoogden de opstandelingen te komen tot één Duitse natie. Hiertoe werd het Frankfurter Parlement in het leven geroepen. Voor de verkiezingen van dit parlement stelden zich ook diverse Limburgers kandidaat. Uiteindelijk namen twee separatisten zitting in het parlement, baron Scherpenzeel-Van Heusch en Alexander Schoenmaeckers uit Amby.
De revolutie mislukte echter door ingrijpen van Pruisen, dat vreesde voor machtsafkalving en het opstandige gebied binnenviel. Het parlement werd ontbonden. Latere internationale conflicten, ontstaan door de eenmaking van Duitsland onder kanselier Bismarck, leidden ertoe dat de Nederlandse regering poogde de band met de Duitse Bond te verbreken. Daarin slaagde men uiteindelijk in 1867. Toen werd het hertogdom Limburg ontslagen van alle verplichtingen jegens de Duitse Bond. Zo bleef Limburg, ondanks het verzet van Jan Willem van Sintfijt, deel van Nederland.

Een verdwenen familie
Jan Willem van Sintfijt maakte zich op maatschappelijk terrein verdienstelijk. Van 1851 tot 1861 en van 1864 tot 1904 was hij raadslid van de gemeente Houthem. In 1874 werd hij benoemd tot wethouder en dat bleef hij tot aan zijn afscheid uit de politiek in 1904. Op 16 mei 1853 houdt de schutterij van Houthem haar koningsvogelschieten. Het is Jan Hoen die de vogel afschiet, maar zijn lastgever is Jan Willem van Sintfijt. Deze draagt de titel van commissaris en wordt dus de nieuwe koning van het Sint Martinusgilde. Voorts wordt hij genoemd als voorzitter van zangvereniging Orphee in 1865, een jaar nadat het koor werd opgericht.

Jan Willem van Sintfijt en Martha Kusters schenken het leven aan tien kinderen. De oudste is Maria Sophia Constance, die op 26 november 1849 het levenslicht ziet en op 7 april 1935 overlijdt. Maria Agnes Elisabeth wordt geboren op 21 januari 1852 en huwt in 1872 met Egidius Drummen uit Berg en Terblijt. Zij overlijdt in 1925, haar echtgenoot al eerder in 1920. Rosalie van Sintfijt wordt geboren op 19 februari 1854 en overlijdt in 1919. Julie Clemence Gertrude wordt geboren op 25 maart 1856 en huwt in 1892 met timmerman Petrus Arnoldus Willems uit Houthem. Julie sterft op 15 november 1940, haar echtgenoot op 5 november 1957. Elise Francoise Annelie Hubertina is geboren op 28 februari 1858 en treedt op 26 mei 1879 in het huwelijk met Andreas Ignatius Spronck uit Berg en Terblijt. Zij zal op 8 september 1891 in Pey bij Echt sterven. Haar echtgenoot overlijdt daar op 2 november 1899. De kinderen, die hierna geboren worden, zijn geen lang leven beschoren. Jean Augustus Louis Charles sterft in zijn geboortejaar 1859, evenals Maria Josephina Paulina in 1860 en Guillemine Hubertine Francoise in 1862. Fernande Francoise Emilie Pauline wordt in 1863 geboren en sterft in 1881. Renee Louis Charles Leopold sterft in zijn geboortejaar 1866. In 1872 krijgt Martha nog een levenloos kind. Het gezin krijgt dus helaas geen stamhouder. Jan Willem Van Sintfijt overlijdt op 4 juli 1904, zijn echtgenote op 17 juli 1920.

Een deel van de Houthemse bezittingen zullen later via Julie Willems-Van Sintfijt, wiens dochter Anna in 1920 huwde met Henricus Senden, in bezit komen van de familie Senden. Daartoe behoort ook de in Vroenhof gelegen boerderij, die onlangs door de erven Senden is verkocht. Daarmee is ook definitief de band verbroken met Jan Willem van Sintfijt, de kandidaat-notaris uit Houthem die Limburg liever Duits dan een "kaaskop" wilde worden.

Literatuur
- Boogman, J.C., Rondom 1848. De politieke ontwikkelingen van Nederland 1840- 1858, Bussum 1979
- Mulken, W. van, Inventaris van de archieven der gemeente Houthem 1800-1940, Maastricht 1974
- Notten, J.G.M., Het Sibber Huis. De geschiedenis van een gebouw en zijn bewoners, Valkenburg aan de Geul 1995
- Philippens, H.J.J., Echo's uit Houthem's verleden, Houthem 1992
- Philippens, H.J.J., Houthems verleden, Houthem 1983


Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (1995) nr 4, p. 1-7


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!