Verpachting van het tolregt op den buurtweg,
leidende van het gehucht St. Geerlach naar Geulem en Berg (1861).

[Archief Gemeente Houthem 1800-1940, inventarisnummer 1693]


Bijlage der rekening N° 4 (Ontvangsten Hoofdstuk II, afdeeling IV, art. 1)

N°57 Repertoire

Den elfden der maand November achttien honderd twee en zestig is door het Collegie van Burgemeester en Wethouders der gemeente HOUTHEM, Hertogdom Limburg, overgegaan tot de openbare verpachting, na voorafgaande openbare bekendmakingen, van eenen Tol op den kunstmatig verbeterden Buurtweg leidende van het gehucht Sint Geerlach naar Geulem en Berg, genaamd de Onderste Straat te Houthem.

Geschiedende deze verpachting onder de navolgende voorwaarden:

Artikel één. Het tolregt zal worden geheven op den bedoelden weg, op het punt, hetwelk zal worden aangewezen door eenen Tolpaal of Tolboom, te plaatsen volgens opgave van den pachter aan het Collegie van Burgemeester en Wethouders gedaan.

Artikel twee. Het tolregt zal bij het passeren van den Tolpaal of Tolboom en nergens anders mogen ontvangen worden:

Artikel drie. De verpachting van het Tolregt zal geschieden in het openbaar aan de hoogstbiedende in Nederlandsche guldens, en zulks voor het tijdvak hetwelk gerekend wordt te beginnen op den twintigsten November dezes jaars te middernacht, en eindigende met den negentienden November 1800 acht en zestig te middernacht, overeenkomstig de daaromtrent bestaande verordening, en onder de tegenwoordige voorwaarden; zullende de pachtprijs moeten gaan tegen eene bepaalde som ’s-jaars.

Binnen de acht dagen na de goedkeuring der verpachting zal een exemplaar der voorwaarden van verpachting aan den pachter worden ter hand gesteld;

Artikel vier. Het Collegie van Burgemeester en Wethouders behoudt zich het regt voor, om den pacht, tegen het einde van elk pachtjaar op te zeggen; De pachter heeft gelijke bevoegdheid. De opzegging zoo van de eene, als van de andere zijde, zal schriftelijk moeten geschieden, door den pachter vier, en door het gemeente Bestuur drie maanden vóór het eindigen van elk pachtjaar.

Artikel vijf. De tolpachter kan onder geenerlei voorwendsel, zijnen pacht aan anderen overdoen, zonder voorafgaande goedkeuring van het Gemeente Bestuur.

Artikel zes. Dadelijk na de verpachting zal de aannemer stellen eenen mede aannemer ten genoege van het Gemeente Bestuur, ten wiens overstaan de verpachting plaats heeft. Deze mede aannemer zal zich hoofdelijk met den aannemer verbinden en aansprakelijk zijn voor de uitvoering der voorwaarden van verpachting. Ingeval de mede aannemer gedurende den pachttermijn komt te overlijden, onvermogend wordt, of wanneer het gemeente Bestuur geen genoegen meer in hem neemt, zal de Tolpachter op de eerste aanvraag van het Collegie van Burgemeester en Wethouders eenen anderen mede-aannemer stellen, ten genoegen van dat Collegie.

Artikel zeven. De pachter zal vóór den tienden van elke maand, in de kas van den Gemeente Ontvanger in klinkende zilveren specie ( de zogenaamde stukken van vijf francs berekend ad twee gulden vierendertig cents) moeten storten het bedrag van eene maand van zijne pachtsom, en zulks zonder eenige korting en zonder in eenig geval schadevergoeding of remissie, van welken aard ook, en om het even of zoodanige schadevergoedingen en remissien al dan niet aan vroegere of andere pachters verleend of toegezegd zijn geworden, te kunnen vorderen.

Ingeval hij in gebreke mogt blijven op den bepaalden tijd, bovengemelde betalingen, mitsgaders die der boeten waartoe hij mogt zijn veroordeeld te doen, zal hij door den Gemeente-Ontvanger daartoe worden gedwongen op de wijze, bij de invordering van plaatselijke belastingen bepaald; aan welke bepalingen de pachter en mede-pachters bij de onderteekening van het proces-verbaal van verpachting, zullen geacht worden zich volkomen te hebben onderworpen, met renuntiatie op alle exceptien hoegenaamd. Zullende de Gemeente-Ontvanger gehouden zijn, terstond na het verstrijken van den tienden dag van elke maand, indien de pachter nalatig is gebleken het door hem verschuldigde aan te zuiveren, daarvan aan den mede-aannemer schriftelijk kennis te geven, ten einde deze daardoor in gelegenheid gesteld worde, zich voor schade te hoeden, met dien verstande nogtans, dat het voorgeven van het niet ontvangen van deze kennisgeving van den mede-aannemer, geene aanleiding tot exceptie of oppositie tegen de door den Gemeente-Ontvanger te besturen executie zal kunnen geven.

Artikel acht. De pachter zal binnen acht dagen na de goedkeuring betalen de kosten van zegels, registratie en alle anderen, op de verpachting vallende.

Artikel negen. De pachter zal insgelijks binnen acht dagen na de goedkeuring der verpachting, schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders moeten opgeven op welke plaats hij, zijnen tolpaal verkiest te plaatsen; zullende hij in de eenmaal verkozene plaatsing geene verandering mogen brengen, dan na bekomene magtiging van het Gemeente Bestuur.

Artikel tien. De tolpaal of tolboom zal door het Gemeente Bestuur geleverd en aan den pachter in gebruik afgestaan worden; mits dezelve door hem behoorlijk worde onderhouden, en na afloop van den pacht in behoorlijken staat overgeleverd wordt.

Artikel elf. Dadelijk na de goedkeuring der verpachting zal aan den pachter vanwege het gemeente Bestuur, worden ter hand gesteld eene autorisatie tot de ontvangst der tolgelden, op den bij het proces-verbaal bepaalden tijd.

Artikel twaalf. De pachter zal de ontvangst uitoefenen in persoon, of door middel van eenen gemagtigden door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd, ingevolge het onderstaand tarief:

voor elk paard of muilezel aangspannen of niet, twee centen                                                                      f. 0.02
voor ieder aangespannen os, twee centen                                                                                                f. 0,02
voor elk paar wielen van rij- of voertuig, hoe ook genaamd en op welke wijze ook voortgetrokken (die enkel
bespannen met honden,bokken of geiten alleen uitgezonderd) twee cents                                                  f. 0,02

De pachters zullen aan de reizigers, zoo dezelve zulks verlangen mogten dit tarief moeten vertoonen, en zullen voorts de ontvangst uitoefenen zonder eenig oponthoud of hindernis aan den doortogt toetebrengen, en al de in het Rijk gangbare muntspeciën moeten ontvangen, tegen den cours waartigen zij dezelven in de gemeentekas kunnen storten; zij moeten zorgen steeds kleingeld bij zich te hebben om te kunnen wisselen of teruggeven.

Artikel dertien. De vrijdom van de betaling van het bovenstaande tolregt zal worden genoten:

Voor de rijtuigen en paarden dienende tot vervoer:

a. van materialen bestemd tot het onderhoud van gemeentewegen, gemeente gebouwen en bruggen.
b. Gedurende den Oogsttijd, van alle veldvruchten, veldgewassen, veevoeder, hakhout door de ingezetenen ingezameld wordende, en binnen de gemeente verblijvende.
c. van zand, klei, mest, heide, turf, vlaggen, Mergel- of zavelblokken, boomen, gezaagd hout, steenkolen en akkergereedschappen, aan inwoners der gemeente toebehoorende, of in de gemeente verblijvende.
d. van granen en meel, gaande naar- of komende van den molen, mits niet buiten de gemeente vervoerd wordende.
e. de paarden of muilezels die van de stallen der inwoners naar de weide en vice-versa worden geleid.

Daarenboven worden van het onderwerpelijke tolgeld genoten dezelfde vrijdommen als in art. 15 der voorwaarden van verpachting der tollen op de Rijks- en Provinciale wegen zijn aangeduid, doch zulks met bepaalde uitzondering van dien bij de twintigste zinsnede van dat artikel toegekend, welke zinsnede luidt als volgt: “de rij- of voertuigen en dieren behoorende tot de pachthoeven, wind-, stoom- en watermolens gelegen op een afstand van minder dan twee en een halve mijl hemelsbreed van den tol of de barriere voor goederen van welke aard ook, mits uitsluitend dienende voor de hoeven of molens waartoe de rij- of voertuigen behooren”, zoodat door de daarbij bedoelde rij- en voertuigen en lastdieren geen vrijdom van het onderhaig tolregt wordt genoten.

Na voorlezing van hetgeen voorschreven si, tot de verpachting overgaande, is gemelde tol toegewezen en in pacht verbleven na eenige hoogzels, aan Jan Pieter Willems kroeghouder wonende in de onderste straat gemeente Houthem, dewelke zich als pachter heeft gesteld en in pacht heeft aangenomen voor eene Jaarlijksche pachtsom van twee en vijftig gulden en heeft de pachter tot mede aannnemer gesteld Joannes Hubertus Speessen schoenmaker en herbergier wonende in de onderste straat voormeld, welke laatstgenoemde zich met den aannemer hoofdelijk verbindt voor de stipte naleving van al de lasten en verpligtingen hem bij de vooraangehaalde voorwaarden opgelegd.

Waarvan wij het tegenwoordig procesverbaal hebben opgemaakt te Houthem op dag maand en Jaar alsvoor en na gedane voorlezing hebben de aannemer en mede aannemer met ons onderteekend.

De aannemer                                                                    De Burgemeester en Wethouders

w.g. J.P. Willems                                                              w.g. A. Corneli

De mede aannemer                                                           w.g. J.P. Willems Wethouder

w.g. J.H. Speessen                                                           w.g. P. de Lahaije

                                                                             De secretaris

                                               w.g.  J.J. Geuskens

Goedgekeurd door den Gemeente Raad van Houthem den elfden November achttienhonderd twee en zestig.

De Burgemeester

w.g. A. Corneli w.g. P. de Lahaije

w.g. J.P. Willems

w.g. F. Croon

w.g. W. Geuskens

Geregistreerd te Meerssen den veertienden November achttien honderd twee en zestig Deel 86 folio 102 verso vak 3; twee bladen geen renvooi; ontvangen voor regt F 1,24½; voor 38 opcenten F 0,47½ te zamen eene gulden twee en zeventig centen = F. 1,72

De Ontvanger

w.g. Habraken[?]


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!