Korte geschiedenis
van het plaatselijk bestuur
Met lijst van de burgemeesters
(maires, schouten) vanaf 1800 en de wethouders (assessoren, schepenen), raadsleden, gemeentesecretarissen en gemeenteontvangers vanaf circa
1823.
Bij de Franse wet van
17 februari 1800 (28 pluviôse An VIII) 1) werd de
bij de Franse inlijving in 1795 ingevoerde kantonnale
structuur weer opgeheven en omgezet in gemeentelijke
arrondissementen. Het belangrijkste van deze bestuursmaatregel
was, dat de gemeenten beneden de 5.000 inwoners, die bij de
kantonnale structuur hun zelfstandigheid hadden verloren, deze
nu weer terugkregen. Houthem, dat van 1795 tot 1800 deel
had uitgemaakt van het kanton Valkenburg 2), kreeg
zoals alle plaatsen met minder dan 2.500 inwoners een maire en
een adjoint municipal aan het hoofd, terwijl er een conceil
municipal van 10 leden werd ingesteld. Het einde van de Franse
tijd in 1814 heeft geen onmiddellijke invloed gehad op het
plaatselijk bestuur. Alleen heette de maire voortaan
burgemeester. Ook bij de overgang tot het koninkrijk der
Nederlanden bleef de inrichting van het plaatselijk bestuur
hetzelfde tot aan de nieuwe bestuursorganisatie in 1818. Tot
eerste maire van Houthem werd M.J. Schoenmaeckers benoemd. In
1801 reeds werd hij opgevolgd door J. Schoenmaeckers, doch in
1810 werd M.J. Schoenmaeckers weer maire .3)
Bij Koninklijk
Besluit van 14 februari 1818, nr. 95, werd een reglement van
bestuur voor het platteland gearresteerd. Elke
plattelandsgemeente in Limburg kreeg ingevolge dit reglement
een schout, benoemd door de koning, aan het hoofd, terwijl het
plaatselijk bestuur verder bestond uit twee schepenen, benoemd
door Gedeputeerde Staten uit de leden van de gemeenteraad, op
voordracht van de raad, uit een dubbeltal, en een
gemeenteraad, benoemd door Gedeputeerde Staten, voor de eerste
maal onmiddellijk, en vervolgens op voordracht van de raad,
uit een opgave van een dubbeltal kandidaten. De leden der
plaatselijke besturen werden benoemd voor zes jaren en waren
steeds herkiesbaar. De raadsleden werden bij derde gedeelten
vernieuwd: om de twee jaar trad een derde gedeelte van de raad
en 1 schepen af, terwijl de schout met het laatste derde
gedeelte aftrad. Het aantal raadsleden was niet in elke
gemeente hetzelfde; het bedroeg, de schout inbegrepen, 12 in
gemeenten met meer dan 1.000 inwoners, 9 in die met 500 -
1.000 en 6 in die met minder dan 500 inwoners.
Tot schout van
Houthem werd M.J. Schoenmaeckers, die al burgemeester was,
benoemd. In 1819 werd hij voorlopig opgevolgd door G. Willems
en in 1820 definitief door J.H. Quix. 4)
De namen van de overige bestuurders der gemeente treffen
we in het gemeentearchief van Houthem voor het eerst aan in
het correspondentieregister van 1823-1824. Hieruit blijkt, dat
in 1823 J.H. Quix schout, J.A. Croon en G. Willems schepenen
en L. Thonart, J.W. Geuskens, J.P. Boesten, N. Bemelmans en M.
Philippi raadsleden van Houthem waren 5)
.In de raadszitting
van 11 februari 1823 werden J.H. Smeets en A. Delahaije als
kandidaten voor het raadslidmaatschap voorgedragen, ter
vervanging van wijlen J. Smeets; bij besluit van Gedeputeerde
Staten van 20 april 1823 werd J.H. Smeets benoemd.
6) Daar de raad der gemeente, de schout
inbegrepen, in 1823 negen leden telde, moet Houthem, toen
derhalve een inwoneraantal van tussen de 500 en 1.000 hebben
gehad. Schout en schepenen benoemden alle andere
gemeentefunctionarissen met uitzondering van de
gemeentesecretaris en de gemeenteontvanger, die door
Gedeputeerde Staten werden benoemd uit een dubbeltal
kandidaten, voorgedragen door de raad. In 1823 waren M. Philippi
secretaris en W. Cabergh ontvanger der gemeente
Houthem.7) Bij het reglement op het
bestuur ten platten lande in de provincie Limburg, vastgesteld
bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825, nr. 132
8), werden de namen schout en schepenen veranderd
in burgemeester en assessoren. 9) Het
plaatselijk bestuur bleef bestaan uit een burgemeester, twee
assessoren en een gemeenteraad. De burgemeester werd door de
koning benoemd, de assessoren vanwege de koning door de
staatsraad, gouverneur der provincie, uit de leden van de
gemeenteraad en de gemeenteraad door Gedeputeerde Staten, na
het plaatselijk bestuur te hebben gehoord. De termijn van
benoeming voor al deze functionarissen bleef zes jaar,
herbenoeming was steeds mogelijk. Om de twee jaar trad een
derde of ongeveer een derde gedeelte der gemeenteraad af; de
assessoren maakten deel uit van het eerste of tweede
aftredende derde gedeelte, de burgemeester behoorde tot het
laatste. Voor de gemeente Houthem werd het aantal raadsleden,
met inbegrip van de burgemeester, door provinciale staten
bepaald op zeven. Tot burgemeester, assessoren en raadsleden
werden respectievelijk benoemd: J.H. Quix, M. Philippi en J.A.
Croon, J.P. Boesten, J.W. Geuskens, G. Willems en L. Thonart
10), derhalve allemaal personen, die reeds van het
vorige gemeentebestuur deel uitmaakten. De gemeentesecretaris
werd door de koning op voordracht van de gemeenteraad benoemd,
de gemeenteontvanger door Gedeputeerde Staten, eveneens op
voordracht van de gemeenteraad. Burgemeester J.H. Quix werd
eveneens benoemd tot gemeentesecretaris en wel bij Koninklijk
Besluit van 30 juli 1825; zijn installatie als secretaris vond
plaats in de raadsvergadering van 25 augustus
1825.11) Tot ontvanger der gemeente werd
bij besluit van Gedeputeerde Staten van 18 augustus 1825
wederom W. Cabergh benoemd; zijn installatie vond eveneens
plaats in de raadsvergadering van 25 augustus 1825.
12) Toen W. Cabergh in 1826 de gemeente
verliet moest hij ontslag nemen als gemeenteontvanger; in de
raadsvergadering van 20 december 1826 werden P.J. Daris en
J.P. Philippi als kandidaten voor zijn vervanging
voorgedragen. Bij haar besluit van 19 juni 1827 benoemde
Gedeputeerde Staten P.J. Daris tot de nieuwe ontvanger, die
als zodanig in de raadsvergadering van 9 juli d.a.v. werd
geïnstalleerd, in welke vergadering P. van der Vrecken zich
borg voor hem stelde.13) In 1828 verliet P.J.
Daris op zijn beurt de gemeente. In de raadsvergadering van 8
april 1828 werden M. Geuskens en J.P. Philippi als de nieuwe
candidaten voorgesteld. In dezelfde vergadering benoemde men
M. Geuskens tot voorlopige ontvanger, totdat in de vacature
van P.J. Daris zou zijn voorzien. Bij besluit van Gedeputeerde
Staten van 15 april werd M. Geuskens definitief tot ontvanger
benoemd. In de raadsvergadering van 3 mei werd hij
geïnstalleerd en stelden zijn vrouw M.Th. Houpperits en zijn
zwager J.S. Houpperits zich borg voor hem. 14)
Bij de Belgische opstand in 1830 stond bijna
geheel Limburg aan de zijde van onze Zuiderburen. Ook Houthem
heeft negen jaar lang, 1830-1839, deel uitgemaakt van het
nieuwe Belgische Koninkrijk. Als gevolg van de afscheiding
ontstond er een nieuwe bestuursregeling voor de
plattelandsgemeenten. Ingevolge het besluit van het
gouvernement provisoire van 8 october 1830 15)
moesten de notabelen (zij die een bepaalde som in de belasting
betaalden en zij die een vrij beroep uitoefenen),
burgemeester, assessoren en raadsleden kiezen. Over de termijn
van benoeming werd in dit besluit niet gesproken. De
gemeenteraad, inclusief burgemeester en assessoren, bestond
uit 7 of 9 personen naar gelang de provinciale staten
bepaalden. Bij de eerste verkiezingen in Houthem werd het
zittende gemeentebestuur voltallig gekozen: burgemeester: J.H.
Quix; assessoren: M. Philippi en J.A. Croon; raadsleden: J.P.
Boesten, J.W. Geuskens, G. Willems en L. Thonart.
16) In mei 1831 werd raadslid J.W. Geuskens
opgevolgd door P. de Lahaye. 17)
Het
besluit van het gouvernement provisoire van 28 october 1830
18) bepaalde, dat de gemeentesecretaris
zou worden benoemd door de gemeenteraadsleden en de
gemeenteontvanger door de gouverneur der provincie uit een
voordracht van 3 kandidaten door de gemeenteraad. Bij
raadsbesluit van 8 december 1830 werd burgemeester J.H. Quix
wederom benoemd tot gemeentesecretaris. 19) Bij
raadsbesluit van eveneens 8 december 1830 stelde de raad de
volgende personen voor als kandidaat voor het ambt van
ontvanger: M. Geuskens, J.H. Smeets en A. Delahaye.
Bij besluit van de gouverneur der provincie van 19
januari 1831 werd M. Geuskens wederom benoemd, wiens
borgstelling plaats had in de gemeenteraadsvergadering van 21
februari d.a.v. 20)
Met de Belgische
gemeentewet van 30 maart 1836 21) traden nieuwe
bepalingen in werking en vervielen ipso facto de zo juist
genoemde gouvernementsbesluiten. In deze wet werd de
gemeenteraad, niet meer de burgemeester, op de voorgrond
geplaatst. De raadsleden werden door de kiesgerechtigde
inwoners (censuskiesrecht) gekozen, en wel rechtstreeks; de
burgemeester en de schepenen werden door de koning uit de
leden van de raad benoemd. |
|
De zittingstermijn der
raadsleden, evenals die van burgemeester en schepenen, was zes
jaar, maar in de wijze van aftreding kwam enige verandering:
deze zou om de drie jaar plaats hebben, de helft der
raadsleden trad dan telkens af; de schepenen zouden voor de
helft bij de eerste reeks behoren, voor de helft bij de tweede
en de burgemeester bij de tweede. Het aantal raadsleden,
inclusief burgemeester en schepenen, bedroeg 7 in gemeenten
beneden 1.000 inwoners, 9 in die van 1.000-3.000 inwoners, 11
in die van 3.000-10.000 etc…… en tenslotte 31 in die van
70.000 en meer inwoners. Houthem, dat minder dan
1.000 inwoners telde, kreeg een gemeenteraad bestaande uit
zeven personen. Gekozen werden: J.H. Quix, M. Philippi, J.A.
Croon, L. Thonart, G. Willems, W. Geuskens en P. de Lahaye.
Deze werden in de raadsvergadering van 14 november 1836
geïnstalleerd en legden bij die gelegenheid de volgende eed
af: “ik zweer getrouwigheid aan den Koning, gehoorzaamheid aan
de grondwet en aan de wetten van het Belgische volk”
22). Uit hen waren bij koninklijke
besluiten van 14 october 1836 J.H. Quix tot burgemeester en M.
Philippi en J.A. Croon tot schepenen
benoemd.23) In de samenstelling van de
gemeenteraad kwam gedurende de nog resterende Belgische
overheersing geen verandering meer. De
gemeentesecretaris werd volgens de gemeentewet van 30 maart
1836 door de gemeenteraad benoemd, welke benoeming moest
worden goedgekeurd door de députation permanente du conceil
provincial. De eerste benoeming van de secretaris geschiedde
door het gouvernement. De gemeenteontvanger werd eveneens door
de gemeenteraad benoemd onder goedkeuring van de députation
permanente du conceil provincial. J.H. Quix bleef
gemeentesecretaris en M. Geuskens gemeenteontvanger. De eerste
nam op 20 december 1837 ontslag als secretaris vanwege drukke
werkzaamheden; bij raadsbesluit van 23 december d.a.v., werd
J.J. Geuskens, oud 20 jaar tot zijn opvolger benoemd. 24)
Na de ingevolge het Londens tractaat van 19
april 1839 25) tot stand gekomen vereniging van de
tegenwoordige provincie Limburg met de noordelijke Nederlandse
provincies (officieel door de wet van 4 september 1840, Stbl.
48) werd bij besluit van koning Willem I van 24 september 1840
de Nederlandse grondwet, zoals die in dat jaar gewijzigd was,
voor het hertogdom Limburg van kracht verklaard. 26)
Voordien echter waren er al voorlopige
bestuursmaatregelen getroffen, o.a. dat alle bestaande en
werkzame ambtenaren, zonder onderscheid of uitzondering, in de
weder in bezit genomen landstreken van Limburg, aanvankelijk
en tot zolang daaromtrent nader zou zijn beschikt, hun
bedieningen bleven uitoefenen. Ook na de van kracht verklaring
van de grondwet (24 september 1840) kwamen er nog
verschillende wetten omtrent het plaatselijk bestuur in de
provincie tot stand. We vatten deze diverse besluiten en
wetten voor wat betreft de benoeming van burgemeester,
schepenen, raadsleden, secretaris en ontvanger gemakshalve als
volgt kort samen: De burgemeester bleef benoemd worden door
de koning. De schepenen werden benoemd door de
commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, later door
de Staatsraad Gouverneur van het hertogdom. De raadsleden
werden benoemd door de commissarissen, belast met het
voorlopig bestuur, en vanaf 28 september 1841 door de
Gedeputeerde Staten.De se cretaris werd benoemd door de
koning. De ontvanger werd benoemd door de commissarissen,
belast met het voorlopig bestuur, en later door de Staatsraad
Gouverneur van het hertogdom.
In de samenstelling
van het plaatselijk bestuur van Houthem vond geen verandering
plaats toen Limburg weer onder Nederlands bewind kwam; J.H.
Quix bleef burgemeester, terwijl M. Philippi en J.A. Croon als
schepenen en L. Thonart, G. Willems, W. Geuskens en P. de
Lahaye als raadsleden aanbleven. 27) De eerste
mutatie had pas plaats in 1844; bij besluit van Gedeputeerde
Staten van 9 augustus 1844 n.l. werd J.P. Willems benoemd tot
raadslid ter vervanging van G. Willems, aan wie eervol ontslag
werd verleend. 28) >In october 1845 werd
L. Thonart als raadslid opgevolgd door J.W. Roosenboom.
29) Op 8 februari 1847 overleed de
gemeenteontvanger M. Geuskens. Zijn zoon J.W. Geuskens werd
daarop tijdelijk belast met de waarneming van dit ambt en
later definitief benoemd tot ontvanger. 3 0)
De grondwet van 1848 en de daardoor geëiste
gemeentewet van 29 juni 1851, Stbl. 85, stellen de raad aan
het hoofd van de gemeente. Het bestuur van elke gemeente
bestaat uit een gemeenteraad, een college van burgemeester en
wethouders en een burgemeester. De leden van de raad worden
gekozen door de inwoners der gemeente volgens censuskiesrecht.
De raadsleden hebben zitting gedurende 6 jaar; een derde van
hen treedt om de 2 jaar af en zijn weer herkiesbaar. De
wethouders worden door de raad uit zijn midden benoemd; ze
worden gekozen voor 6 jaar, de helft treedt om de drie jaar af
en zijn weer herkiesbaar. De burgemeester wordt door de koning
benoemd voor de tijd van 6 jaar; hij kan na verloop van die
tijd herbenoemd worden. Het aantal raadsleden bedraagt,
onverschillig of de burgemeester al dan niet lid is van de
raad, 7 in gemeenten beneden de 3.000, 11 in gemeenten van
3.000-6.000, 13 in gemeenten van 6.001-10.000 inwoners etc. en
tenslotte 45 in gemeenten boven de 200.000
inwoners. In Houthem werden J.H. Quix, J.A. Croon,
P. de Lahaye, W. Geuskens, J.P. Willems, J.W. Rosenboom en
J.W. Vansintfijt tot raadsleden gekozen. Ze werden
geïnstalleerd in de raadsvergadering van 10 october 1851. J.H.
Quix bleef burgemeester. 31) In de vergadering van
12 october 1851 koos de gemeenteraad uit haar midden tot
wethouders: J.A. Croon en P. de Lahaye, die beiden 6 stemmen
verwierven, 32) De
gemeentesecretaris wordt door de raad, op voordracht van
burgemeester en wethouders, benoemd, geschorst of ontslagen.
De burgemeester, tot secretaris benoemd, wordt als zodanig
niet dan met goedkeuring van de Kroon geschorst of ontslagen.
De gemeenteontvanger wordt eveneens door de raad, op
voordracht van burgemeester en wethouders benoemd, geschorst
of ontslagen. In de raadsvergadering van 20
october 1851 werden J.J. Geuskens weer tot gemeentesecretaris
en J.W. Geuskens tot gemeenteontvanger aangesteld. 33)
De grondwet van 1848 en de gemeentewet van
1851 zijn, met inbegrip van hun vele wijzigingen, nog steeds
de grondslag voor de huidige samenstelling van het plaatselijk
bestuur. De voornaamste wijzigingen i.v.m. het hierboven
behandelde zijn wel: het algemeen kiesrecht, de
zittingsperiode van 4 jaar voor de gemeenteraad en de
wethouders en de afschaffing van de periodieke
aftreding. De gemeente Houthem, die bij besluit
van de minister van justitie van 23 mei 1889 een gemeentewapen
kreeg 34) en volgens de gemeentebegroting van 1940
op 1 januari 1939 2.401 inwoners telde 35), werd
bij beschikking van de secretaris-generaal van het departement
van binnenlandse zaken van 30 augustus 1940, no. 21753 B.B.,
met ingang van 1 october 1940 opgeheven en grotendeels bij de
gemeente Valkenburg gevoegd, terwijl het resterend gedeelte
werd gevoegd bij de gemeente Berg en Terblijt. 36)
De gemeenteraad van Houthem kwam op zondag 29 september 1940
om 12 uur ’s-middags voor de laatste keer bijeen in een
spoedeisende vergadering, met als enige agendapunt een
“voorstel van eenige raadsleden om de bevoegde macht te
verzoeken aan de naam der vergroote gemeente Valkenburg den
naam der gemeente Houthem toe te voegen”. De laatste raad van
Houthem was als volgt samengesteld:
P.A.
Hens, burgemeester; |
A.J.H. Sleijpen, wethouder; |
J.H.
Thewessen, wethouder; |
M.H.G. Curfs, raadslid, |
J.M.
van de Venne, raadslid, |
F.H.
van Aken, raadslid, |
W.G.
Duijzings, raadslid, |
M.J.H. Bielders, raadslid,
|
De vergadering, die
vijftien minuten duurde, werd met het gebruikelijke gebed door
de voorzitter gesloten. 37) In 1941 werd de naam
der gemeente Houthem inderdaad aan die der gemeente Valkenburg
toegevoegd. |
Tenslotte volgt hier nog
een lijst van de burgemeesters (maires, schouten) vanaf 1800 en de
wethouders (assessoren, schepenen), raadsleden,
gemeentesecretarissen en gemeenteontvangers vanaf circa 1823.
38)
Burgemeesters:
|
M.J.
Schoenmaeckers,
|
1800-1801,
1810-1819. |
J. Schoenmaeckers,
|
1801-1810. |
G. Willems,
|
1819.
(tijdelijk burgemeester.) |
J.H. Quix,
|
1820-1856.
(raadslid, 1819-1863, secretaris
1825-1837). |
J.C.F.J. Corneli,
|
1856-1900.
(raadslid 1854-1901). |
A.W.J. Erens,
|
1900-1912. |
J.H.M. Vermeulen,
|
1912-1917. |
P.A. Hens,
|
1917-1940. |
|
|
Wethouders:
|
G. Willems,
|
-1825. |
J.A. Croon,
. |
-1854 |
M. Philippi,
|
1825- ca. 1851? |
P. de Lahaye,
|
1851-1874. |
J.P. Willems,
|
1854-1900. |
J.W. Vansintfijt,
|
1874-1904. |
A. van Kesteren,
|
1900-1917. |
L. Cuijpers,
|
1904-1914. |
P.A. Willems,
|
1914-1917. |
P.H. Ackermans,
|
1917-1918. |
P H. Frissen,
|
1917-1919. |
H.W. Deusings,
|
1918-1919,
tijdelijk wethouder. |
J.H. Sleijpen,
|
1919-1920. |
E.A.H. Roebroeck,
|
1919-1927. |
M.H.G. Curfs,
|
1920-1936. |
J.M. van de Venne,
|
1927-1935. |
J.C. Bartels,
|
1935-1936. |
A.J.H. Sleijpen,
|
1936-1940. |
J.H. Thewessen,
|
1936
-1940. |
|
|
Raadsleden:
|
J. Smeets,
|
-1822. |
N. Bemelmans,
|
-1825 |
J.W. Geuskens,
|
-1831. |
J.P. Boesten,
|
-1836. |
G. Willems,
|
-1844.
(wethouder, -1825.) |
L. Thonart,
|
-1845. |
M. Philippi,
|
-ca. 1851? (secretaris, -1825; wethouder
1825-ca.1851?) |
J.A. Croon, |
-1854.
(wethouder, -1854.) |
J.H. Quix,
|
1820-1863. (burgemeester, 1820-1856, secretaris,
1825-1837.) |
J.H. Smeets,
|
1823-1825. |
P. de Lahaye,
|
1831-1874.
(wethouder, 1851-1874.) |
W. Geuskens,
|
1836-1880. |
J.P. Willems,
|
1844-1900.
(wethouder, 1854-1900.) |
J.W. Roosenboom,
|
1845-1863. |
J.W. Vansintfijt,
|
1851-1861.
1864-1904. (wethouder, 1874-1904.) |
J.C.F.J. Corneli,
|
1854-1901.
(burgemeester,
1856-1900.) |
Th. Croon,
|
1861-1881. |
M. Curfs,
|
1863-1881. |
B.E. Loisel,
|
1874-1879. |
J.A. Strommenger,
|
1881-1885. |
J.H. Speessen,
|
1881-1892. |
L. Kleuters, |
1881-1899. |
J.J. Geuskens,
|
1885-1900. |
J.L. Brouns,
|
1885-1906. |
A. van Kesteren,
|
1892-1893,
1899-1917. (wethouder, 1900-1917.) |
A. Croon,
|
1893-1899. |
A. Honée,
|
1899-1917. |
L. Cuijpers, |
1900-1903, 1904-1917. (wethouder, 1904-1914.) |
M. Stevens,
|
1900-1918. |
P.H. Ackermans,
|
1901-1918. (wethouder, 1917-1918.) |
J. Janssen, |
1903-1915. |
M. Brouns,
|
1906-1908. |
P.A. Willems,
|
1908-1917. (wethouder, 1914-1917.) |
P.H. Frissen,
|
1915-1927.
(wethouder, 1917-1919.) |
H.A. Dorren,
|
1917-1919. |
C.J.H. Otten,
|
1917-1923. |
J.H. Sleijpen,
|
1918-1923.
(wethouder, 1919-1920.) |
H.W. Deusings,
|
1918-1927.
(tijdelijk wethouder, 1918-1919.) |
W.B. Duijzings,
|
1918-1927. |
E.A.H. Roebroeck,
|
1919-1927. (wethouder, 1919-1927.) |
M.H.G. Curfs,
|
1919-1940.
(wethouder , 1920-1936.) |
Ch.J. Willems,
|
1923,
gekozen, doch overleed vóór installatie. |
J.H. Frissen,
|
1923-1925. |
A.C.H.J. Thirion,
|
1923-1927. |
P.J.A. Janssen,
|
1927. |
J.M.J. Frissen,
. |
1927-1931 |
M.H. Senden,
|
1927-1931. |
A.H. Huijnen,
|
1927-1931. |
J.H. Caelen,
. |
1927-1935 |
J.M. van de Venne,
|
1927-1940.
(wethouder, 1927-1935.) |
A.J.H. Sleijpen,
|
1927-1940.
(wethouder, 1936-1940.) |
J.P.H. Smeets,
|
1931-1933. |
W.H.V. Paternotte,
|
1931-1935. |
F.H. van Aken,
|
1931-1940. |
W.G. Duijzings,
|
1933-1935,
1936-1940. |
J.C. Bartels,
|
1935-1936.
(wethouder, 1935-1936.) |
A.J.H. Stevens,
|
1935-1939. |
J.H. Thewessen,
|
1935-1940. (wethouder, 1936-1940.) |
J.H. Bielders,
|
1939-1940. |
|
|
Gemeentesecretarissen:
|
M. Philippi,
|
-1825.
(raadslid, -ca, 1851?; wethouder, 1825-ca.1851?) |
J. H. Quix,
|
1825-1837. (burgemeester, 1820-1856; raadslid,
1819-1863). |
J.J. Geuskens,
|
1837-1881. |
C.G. Willems,
|
1882-1916. (ontvanger, 1881-1918.) |
C.T. Willems,
|
1917-1940.
(ontvanger, 1918-1940.) |
|
|
Gemeenteontvangers:
|
W. Cabergh,
|
-1826. |
P.J. Daris,
|
1827-1828. |
M. Geuskens,
|
1828-1847. |
J.W. Geuskens,
|
1847-1859. |
J.F.H. Geuskens,
|
1859-1881. |
C.G. Willems,
|
1881-1918. (secretaris,
1882-1916.) |
C.T. Willems,
|
1918-1940.
(secretaris,
1917-1940.) |
Noten.
1)
Bulletin
des lois de la Republique Française, 17/115.
|
2)
W. van Mulken,
Inventaris van de Archieven van het Kanton Valkenburg,
1795-1800, Maastricht 1973, blz. 7-43. |
3) Register
van de Burgerlijke Stand, bevattende de akten van geboorte,
huwelijk en overlijden, zie onder: inv.nr.
2803. |
4)
Register van de Burgerlijke Stand, bevattende de akten
van geboorte, huwelijk en overlijden, zie onder: inv.nrs. 2803
en 2804. |
5) Register
van verzonden stukken, zie onder: inv.nr. 30. |
6)
Idem. |
7)
Idem. |
8)
Afzonderlijke uitgave, niet
in het journal officiel du royaume des Pays-Bas, uitg.
Brussel. |
9)
Deze laatste benamingen
waren in de noordelijke provincies reeds sedert de eerste
reglementen voor het bestuur der plattelandsgemeenten in de
verschillende provincies (1815-1819) in
gebruik. |
10)
Register van besluiten van de gemeenteraad, zie onder:
inv.nr. 19. |
11) Idem.
|
12) Idem.
|
13) Idem.
|
14) Register
van besluiten van de gemeenteraad, zie onder: inv.nr.
20. |
15)
Bulletin officiel des lois et arrêtés royaux de la
Belgique, nr. 7, pg. 3-5. |
16) De uitslag
van de verkiezingen is niet bewaard gebleven, maar de namen
der gekozenen zijn af te leiden uit de ondertekening der
raadsbesluiten in het register van besluiten van de
gemeenteraad, zie onder: inv.nr. 20. |
17) Idem.
|
18) Bulletin
officiel des lois et arrêtés royaux de la Belgique, nr. 20,
pg. 4-6. |
19) Zie noot
14. |
20)
Idem. |
21) Bulletin
officiel des lois et arrêtés royaux des lois et arrêtés royaux
de la Belgique, nr. 136, pg. 270-363.
|
22) Zie noot
14, |
23)
Idem. |
24)
Idem. |
25) Baron Ch.
de Martens-D. de Cussy, Recueil manuel et pratique de traités,
conventions et autres actes diplomatiques, sur lesquels sont
établis les relations et les rapports existant aujourd'hui
entre les divers états souverains du globe, depuis l’année
1760 jusqu’à l’époque actuelle, Leipzig 1845-1857, t.IV, pg.
573-581. |
26) Cf. Dr. G.
Panhuysen, Uit de geschiedenis van Limburgs Provinciaal
Bestuur, De Limburger Koerier, 23 juni 1936. |
27) Zie noot
14. |
28)
Idem. |
29) Register
van verzonden stukken, zie onder: inv.nr. 32. |
30)
Idem. |
31) Register
van notulen van de openbare vergaderingen van de gemeenteraad,
zie onder: inv.nr. 1. |
32)
Idem. |
33)
Idem. |
34) Afschrift
van de verklaring van de minister van justitie, d.d. 23 mei
1889, dat aan de gemeente Houthem een wapen is verleend, zie
onder: inv.nr. 121; register van notulen van de openbare
vergaderingen van de gemeenteraad, zie onder: inv.nr.
3. |
35) Begroting
van de inkomsten en uitgaven, dienstjaar 1940, zie onder:
inv.nr. 250. |
36) Stukken
betreffende de bijvoeging van het grootste gedeelte der
gemeente Houthem bij de gemeente Valkenburg en van het
resterend gedeelte bij de gemeente Berg en Terblijt, zie
onder: inv.nr. 125. |
37) Register
van notulen van de openbare vergaderingen van de gemeenteraad,
zie onder: inv.nr. 10. |
38) Daar er van
vóór 1823 geen notulen-, besluiten- of
correspondentieregisters meer aanwezig zijn, noch andere
archiefstukken met namen der bestuurders van Houthem, konden
deze namen uit de periode 1800-circa 1823 niet uit het
gemeentearchief van Houthem worden gehaald, met uitzondering
van die der burgemeesters, welke nl. voorkomen in de registers
van de Burgerlijke Stand. |
De lijst is, voor wat betreft
de periode 1851-1940, opgemaakt aan de hand van de registers
van notulen van de openbare vergaderingen van de gemeenteraad
en van de verslagen van de toestand der gemeente uit die
periode, zie onder: resp. inv.nrs.1-10 en
54-111.
|
Bron: Inventaris van de archieven der
gemeente Houthem 1800-1940 / samengest. door W. van Mulken. -
Maastricht : Dienst Inspectie der Archieven in Limburg,
1974
|
©
Heemkundevereniging Houthem-St.
Gerlach |
|
|