Dorpsgemeenschapshuis de Holle Eik


Van parochiehuis tot (nieuwe) Holle Eik

Jos Lodewick, Arno Roeloffzen

In de loop van dit jaar (2002) is een begin gemaakt met een grondige renovatie/vernieuwbouw van het Houthemse gemeenschapshuis ‘De Holle Eik’. Een lange periode van voorbereiding ging hieraan vooraf, maar daarover verderop meer. In de eerste plaats willen we eens nagaan hoe de Holle Eik ontstaan is. Daarvoor moeten we terug naar de jaren twintig van de 20e eeuw.

Patronaat
Zoals in vrijwel alle dorpen in onze regio zal ook in Houthem de kerk een grote invloed gehad hebben op het maatschappelijk leven en in kerkelijke kringen was men zeer alert om de invloed van het opkomend socialisme te keren. Indachtig het aloude gezegde ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ rijpte het inzicht dat zinvolle tijdsbestedingen voor de jeugd georganiseerd dienden te worden. Het ‘patronaat’ zal de oudere lezer in dit verband nog bekend in de oren klinken.   

   Studentenvereniging

  Studentenvereniging   

Op de zondagmiddag - na het lof wel te verstaan - werden voor de opgroeiende jeugd spel- en knutselmogelijkheden georganiseerd. Ook ontstonden diverse clubs waarvan bijvoorbeeld KJV OLV van Lourdes - Houthem-St. Gerlach (voor meisjes) en de R.K. Studentenvereniging Houthem-St. Gerlach (voor jongens) enkele voorbeelden zijn. Vanzelfsprekend moest voor de activiteiten van deze jongeren onderdak gevonden worden en het kerkbestuur onder leiding van pastoor Ribbergh zag daarin een duidelijke taak    

Ontwerp van een club-gebouwtje (parochiehuis)

Ontwerp van een “club-gebouwtje”   (parochiehuis)

Kapelanie/parochiehuis  
In 1928 was het kapelanie-gebouw (op de hoek van de Onderstestraat tegenover de kerk) met erf en tuin door het gemeentebestuur van Houthem aan de Kerkfabriek van de H. Gerlachus geschonken. In het verslag van de gemeenteraadsvergadering lezen we dat de gemeente van dit pand afwilde. Immers al ongeveer 70 jaar werd het bewoond door de kapelaan en nog nooit was er huur voor betaald, hetgeen reeds meermaals reden tot wrijving tussen kerkbestuur en gemeentebestuur geleid had. Een gedeelte van deze tuin, die zo in het bezit van de parochie gekomen was, werd benut om er een clubgebouw op te bouwen. Dat blijkt uit de bouwvergunning die in de vergadering van 12 juni 1934 van het gemeentebestuur van Houthem werd verleend. De legeskosten bedroegen 15 gulden; een aanzienlijk bedrag in die tijd als men bedenkt dat het bruto uurloon van een nijverheidsarbeider ongeveer 45 cent bedroeg. Op de bouwvergunning werd nog nadrukkelijk vermeld dat het gebouw niet als woning mocht worden gebruikt, zonder de schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders. De architect van het parochiehuis was A. Boosten uit Maastricht, die enige jaren eerder ook het ontwerp voor de kerk in Broekhem maakte. De bouwkosten werden begroot op 7.500 gulden. Het werk werd uitgevoerd door de gebroeders Thewessen. Over de wijze waarop het functioneerde in die tijd is weinig in archieven terug te vinden, maar uit verhalen van mensen en op grond van foto’s uit die tijd mogen we gevoeglijk aannemen dat het intensief gebruikt werd.  

Na de tweede wereldoorlog deed zich het fenomeen woningnood ook in Houthem voelen. Om een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit sociale probleem besloot het kerkbestuur de oude kapelanie beschikbaar te stellen als woning voor een gezin. Voor de kapelaan werd een onderkomen gevonden op de bovenverdieping van het parochiehuis, die daartoe tot een woning werd verbouwd. (Kennelijk had het college van B&W daar toen geen moeite meer mee.) Het ‘jongerenwerk’, zoals we het totaal van activiteiten voor de jeugd gemakshalve even noemen, kon gebruik blijven maken van de benedenverdieping en de zolder.     

Verenigingsleven
Eind jaren vijftig diende zich een nieuwe maatschappelijke vraag aan. De Houthemse verenigingen, hadden steeds vaker behoefte aan een grote zaal voor hun activiteiten. Daarvoor werd tot dan toe gebruik gemaakt van zaaltjes bij een café of het parochiehuis, maar deze accommodaties voldeden niet meer aan de eisen en bovendien waren ze in de zomermaanden ook nauwelijks beschikbaar door het ook in Houthem opkomend toerisme, waarvan men vond dat het een desintegrerende werking had. Ook keek men naar de toekomst. Houthem had destijds ongeveer 1.500 inwoners en de verwachting was dat dit aantal tengevolge van twee uitbreidingsplannen – St. Gerlach-Dorp en St. Gerlachsveld – aanzienlijk zou groeien tot circa 2.800. Hierdoor zouden er misschien meer verenigingen, maar in ieder geval meer leden voor bestaande verenigingen komen, waardoor een grotere accommodatie ook noodzakelijk zou worden. De opkomst van ‘de pil’ kon men toen nog niet voorzien.   

Op initiatief van pastoor Castermans werd een ‘commissie van onderzoek’ in het leven geroepen die de mogelijkheden moest onderzoeken om tot de bouw van een uitvoeringszaal te komen. Met de plaatselijke caféhouders werd eerst overlegd of een van deze een grotere zaal wilde bouwen. Toen dat niet het geval bleek te zijn omdat dat economisch niet haalbaar leek, werd het plan opgevat om het parochiehuis uit te bouwen tot een volwaardig gemeenschapshuis. Met de Houthemse verenigingen werd overlegd over de wensen die er leefden en op grond daarvan werd een bouwplan uitgewerkt. Ook over de  exploitatieopzet werd nagedacht. Al spoedig kwam men tot de conclusie dat het gemeenschapshuis niet meer kon blijven ressorteren onder het kerkbestuur, maar dat een aparte stichting het beheer ervan op zich diende te nemen.   

Op 18 augustus 1959 vond een oprichtingsvergadering plaats voor deze nieuwe stichting. Hiervoor werden uitgenodigd alle verenigingen en organisaties uit Houthem die gebruik wilden gaan maken van het dorpscentrum. Volgens een krantenartikel waren dat er drieëntwintig.   

   Maquette van Holle Eik (naar het ontwerp van bouwkundige F. Jacobs)

   Maquette van Holle Eik (naar het ontwerp van bouwkundige F. Jacobs)

Financiering  
Bij de uitnodiging voor de vergadering was een becijfering van de stichtingskosten gevoegd. Deze waren geraamd op 95.000 gulden, waarin 15.000 gulden begrepen voor de waarde van het oude parochiehuis. De bouwkosten werden gedrukt door in de grote zaal geen houten vloer te leggen, maar met beton te volstaan. Ook werden tweedehands houten balken gebruikt. De financieringsopzet zag als volgt uit: een bijdrage van het kerkbestuur (inbreng van het oude parochiehuis ad 15.000 plus een schenking van 20.000), subsidies van gemeente (23.750) en ministerie van Maatschappelijk Werk (20.650), acties en bijdragen van verenigingen en particulieren (10.000) en een hypothecaire lening (5.600). De vergadering verliep in een positieve sfeer. En op 13 november van dat zelfde jaar werd bij notaris Smeets in Valkenburg de oprichtingsakte gepasseerd van de stichting dorpscentrum De Holle Eik.   

Naam “Holle Eik”  
Over de naamgeving van de stichting is in de vergaderstukken niets terug te vinden, maar bij de opening van de ‘Holle Eik’ in 1960 werd door de voorzitter van de stichting, de heer J. Daniëls, de vergelijking getrokken met het onderkomen van St. Gerlach na het omkappen van diens holle eik acht eeuwen geleden. Aan deze opening ging echter nog een drukke periode vooraf van voorbereiding en uitvoering van de bouw. De bouwtekening werd gemaakt door de heer F. Jacobs, bouwkundige van de gemeente Valkenburg-Houthem. De bouw werd uitgevoerd door de bouw- en aannemingsmaatschappij Theunissen NV uit Strabeek.   
Bij de opening op 24 september 1960 werd grote waardering uitgesproken voor hetgeen in Houthem tot stand was gebracht. “Houthem maakt een schone wensdroom tot werkelijkheid” staat boven een artikel in het Land van Valkenburg van 23 september 1960. Het resultaat wordt uniek genoemd en de dorpen in de regio als voorbeeld voorgehouden. Met inzet van veel vrijwilligerswerk werd dit gemeenschapshuis tot stand gebracht. De feestelijke ingebruikname ging dan ook gepaard met een optreden van een groot deel van de Houthemse verenigingen.   

  Opening op 24 september 1960

   Opening op 24 september 1960    

Parochiële jeugdraad 
Overigens werd ook lof gesproken over de bestuursconstructie die men had bedacht voor het dorpscentrum. Directe bemoeienis van kerk en gemeente werd niet meer van deze tijd geacht. Het waren nu (de vertegenwoordigers van) de verenigingen zelf die het reilen en zeilen van hun cultureel centrum moesten regelen. Dat zou ook de betrokkenheid van de verenigingen met het dorpscentrum vergroten. Hiertoe waren de verenigingen in drie groepen ingedeeld: de stichting parochiële jeugdraad, die de jeugdclubs vertegenwoordigde, de rechtstreeks cultuurbevorderende verenigingen en de overige verenigingen. In het algemeen bestuur van de stichting hadden vervolgens zitting: een afgevaardigde van het kerkbestuur, twee afgevaardigden van de stichting culturele jeugdraad en voorts van iedere vereniging een afgevaardigde. Het dagelijks bestuur bestond uit 5 personen, te weten de afgevaardigde van het kerkbestuur, een van de afgevaardigden van de jeugdraad, twee afgevaardigden van de culturele verenigingen en een van de overige verenigingen. Het eerste dagelijks bestuur werd – conform een bepaling in de statuten – door het kerkbestuur benoemd. Het bestond uit de heren J. Daniëls, voorzitter (namens de overige verenigingen), A. Knols, secretaris (namens het kerkbestuur), J. Sleijpen en J. Senden (namens de culturele verenigingen) en L. Mulders (namens de jeugdraad); deze hadden samen ook de commissie van onderzoek gevormd en de plannen voorbereid. 

     

Gebruik van de ‘Holle Eik’
Vanaf het begin werd intensief gebruik gemaakt van de Holle Eik. In het souterrain werd een onderkomen voor de in 1957 opgerichte Verkennersgroep en later ook voor de Welpen ingericht.   
De bovenzaal werd vooral door veel jeugdclubs gebruikt en de grote zaal voor repetities, uitvoeringen en gymnastiekles door de lagere school. Ook voor vergaderingen werd druk gebruik gemaakt van het centrum. In het jaarverslag van 1961 lezen we dat de bezetting als volgt was: zaal met toneel 38x, zaal zonder toneel 159x, toneelruimte 59x, bovenzaal 89x, conferentiekamer 66x en kelderruimte 150x. De start van het dorpscentrum was gemaakt en kennelijk werd in een grote behoefte voorzien. Ook de volgende jaarverslagen geven dat beeld; het gebruik nam gestadig toe, vooral van de grote zaal. (Voor de periode na 1970 zijn helaas geen verslagen meer aanwezig in het archief van de stichting. Misschien dat bij deze of gene secretaris van een van de verenigingen nog stukken aanwezig zijn. (De auteurs zouden het op prijs stellen om hier kopieën van te krijgen).   
 

Exploitatie
De exploitatie van het dorpscentrum verliep echter minder voorspoedig. De problemen begonnen al met de financiering. De stichtingskosten vielen ongeveer 18.000 gulden hoger uit dan geraamd. De verwachte subsidie van het ministerie van Maatschappelijk Werk viel 10.000 gulden lager uit dan begroot. Dit verschil werd weliswaar door de provincie bijgelegd, maar het geld kwam eerst in 1962 beschikbaar, waardoor een veel hoger hypothecaire lening moest worden afgesloten met hogere rentelasten tot gevolg. Ook de geraamde opbrengst van acties en bijdragen van verenigingen en bedrijven viel de helft lager uit dan geraamd. Toch ging het stichtingsbestuur voortvarend te werk om dit financiële probleem aan te pakken. Zo werden diverse bals georganiseerd om de kas te spekken en ook organisaties van buiten Houthem wist men voor de Holle Eik te interesseren. Bijvoorbeeld de stichting ‘Beroepstoneel Limburg’ die verschillende toneeluitvoeringen in de regio organiseerde, waarvoor men een abonnement kon nemen. Dat een van deze voorstellingen in de Holle Eik werd gegeven duidt toch op een zekere uitstraling van het dorpscentrum. Tijdens de inwendige restauratie van de parochiekerk in 1964 werd de Holle Eik gebruikt voor de zondagse kerkdiensten en ook werd de zaal in de zomermaanden beschikbaar gesteld voor kerkdiensten voor protestantse vakantiegangers.  

Een andere oorzaak voor de moeizame exploitatie was gelegen in de diversiteit van de verenigingen. De ruimten van het gebouw werden voor sterk uiteenlopende doeleinden gebruikt, terwijl het niet mogelijk was alle specifieke voorzieningen hiervoor te treffen. Hoge onderhoudskosten waren een gevolg.   

Daarnaast was er de steeds terugkerende spanning tussen het belang van de stichting en het belang van de eigen vereniging waarvoor de bestuursleden zich geplaatst zagen. Immers een van de doelen van het organiseren van feesten en uitvoeringen door de verenigingen is het aanvullen van de eigen financiële middelen. Afdrachten aan de stichting die de eigen opbrengsten verminderen zijn dan niet zo leuk. Dit dilemma is gedurende het hele bestaan van het dorpscentrum - tot op de dag van vandaag - een voortdurende bron van wrijving geweest.   

Onderhoud
Een gevolg van deze problematische exploitatie was onder andere dat er niet voldoende gereserveerd kon worden voor groot onderhoud. Dat was des te pijnlijker omdat op de afbouw van het gebouw nogal bezuinigd was om de kosten te drukken. Zo werd bijvoorbeeld een deel van het schilderwerk niet uitgevoerd wegens geldgebrek. In 1967 schiet de gemeente financieel te hulp door de hogere stichtings- en afwerkkosten alsnog voor een deel te subsidiëren. Tevens werd een bijdrage verleend voor benodigd onderhoud en reparaties. De inspanningen van een aantal vrijwilligers een jaar later, die het nodige onderhoudswerk plegen, brengt eveneens weer enig soelaas. Het bovenzaaltje werd geschilderd, de keuken opgeknapt en van bestek en porselein voor 75 personen voorzien. Men vernieuwde de ingang, de plafonds en het tegelwerk in de gangen. Ook de dakbedekking bleek aan vernieuwing toe. Tevens werd een bergruimte voor gymnastiekmateriaal aangebouwd.  

In 1970 worden weer plannen gemaakt voor een opknapbeurt. Er wordt centrale verwarming aangelegd, de toiletten worden verbeterd en een tegelpad vanaf het trottoir aan de Onderstestraat naast de ingang staat op het verlanglijstje. De kosten zijn begroot op 55.000 gulden. De gemeente verleent een subsidie van 5.500 gulden en van het ministerie van CRM wordt een bijdrage van 4.375 gulden verwacht.  

Ook in 1978 wordt nog een forse renovatie doorgevoerd. De toiletten worden uitgebreid, waarvoor de conferentiekamer/kleedruimte achter het toneel wordt opgeofferd. Verder vonden dakreparaties plaats. De kosten werden begroot op 125.000 gulden, een gemeentelijke bijdrage op 81.000. Naast een provinciale subsidie van 10%, dient de rest door eigen inbreng verkregen te worden.   

Verpaupering
Ondanks al deze investeringen gaat het gebouw toch steeds verder achteruit. Dit zal niet in de laatste plaats te wijten zijn aan de beperkte financiële middelen die bij de bouw in 1959 ter beschikking waren. Daardoor kon niet duurzaam gebouwd worden. De diverse opknapbeurten geven dit duidelijk aan. Ook het aantal gebruikers neemt af. Deels doordat het gebouw niet meer aan hun eisen voldoet, anderzijds doordat met name veel  jeugdverenigingen eenvoudig ophouden te bestaan. Zo komt het souterrain dat door de verkenners gebruikt werd leeg te staan. Hiervoor werd begin jaren negentig een nieuwe huurder, het wijngilde ‘Entre les Collines’ gevonden. Ook het bovenzaaltje kreeg een min of meer vaste huurder in de vorm van de peuterspeelzaal. Zelfs de zolderverdieping werd verhuurd als atelier. Doch deze ‘vaste’ huurders zijn hooguit voldoende om samen met de opbrengsten uit nog plaatsvindende overige activiteiten de vaste exploitatielasten te betalen. Het gebouw verpaupert zienderogen en de animo om nog iets te organiseren wordt er daardoor niet groter op. Een veelgehoorde noodkreet in die tijd was ‘Als het maar niet regent wanneer we iets organiseren!’.  

Ook bestuurlijk maakt de stichting moeilijke tijden door. Steeds minder vrijwilligers zijn bereid om tijd te investeren in een dergelijke desolate onderneming. Enkele ‘diehards’ houden met de moed der wanhoop de zaak draaiende.  

   Afbraak Holle Eik (Fons Heijnens)      

                Afbraak Holle Eik (Fons Heijnens)

Aftakeling van het gebouw                     Wat resteerde na de afbraak    

Nieuwe plannen
Rond 1995 komt er een kentering. Verenigingen worden zich ervan bewust dat, wil men een zaal in Houthem handhaven, weer gezamenlijk de schouders eronder gezet moeten worden. Met veel energie worden nieuwe plannen ontwikkeld. Er wordt met het college van B&W overlegd en van die zijde worden suggesties aangedragen. Financiële ondersteuning wordt echter niet concreet toegezegd. De zaak lijkt eerder op de lange baan geschoven te worden. Na enkele mislukte pogingen om tot een grootscheepse renovatie of een nieuwe Holle Eik te komen, neemt het algemeen bestuur van de stichting in 1998 het besluit om niet meer de plannen van de gemeente of andere extern geïnteresseerden af te wachten, maar zelf een concreet plan te maken. Architect De Groot uit Maastricht wordt in de arm genomen en er wordt een ontwerp voor een gerenoveerd gebouw gemaakt. Ondanks diverse bedenkingen van de zijde van de gemeente wordt het plan doorgezet en aan de gemeente wordt een substantiële subsidie gevraagd.    

Financiering
Doordat de gemeente de ontwikkelingen rondom diverse gemeenschapshuizen binnen de gemeente aan elkaar wil koppelen duurt het tot april 2000, voordat de  gemeenteraad het besluit neemt om een subsidie van één miljoen gulden beschikbaar te stellen voor het plan, waarop inmiddels fors is bezuinigd. Dan volgt de verdere uitwerking. Aanvullende financiering wordt gezocht en gekregen via diverse fondsen. Met bierbrouwerij de Leeuw worden afspraken gemaakt over de huur en exploitatie van het gebouw en ook van die zijde wordt een bijdrage in de bouwkosten toegezegd. Een nieuwe tegenvaller dient zich aan als bij de aanbesteding van het plan zelfs de laagste inschrijving van een aannemer ongeveer acht ton boven de begroting ligt. Dit ondanks het feit dat de gemeente deze begroting door een extern adviesbureau had laten doorrekenen.
Nieuw overleg met het college levert aanvankelijk weinig op. Pas na een demonstratieve tocht van vrijwel alle  Houthemse verenigingen naar de gemeenteraadsvergadering op 22 oktober 2001, waarbij meer dan 700 handtekeningen worden aangeboden om een verzoek voor een aanvullende subsidie te ondersteunen, komt het item weer op de politieke agenda. Na veel gekrakeel en onder druk van de naderende verkiezingen wordt tenslotte een aanvullende bijdrage tot ongeveer de helft van het tekort toegekend. De stichting blijft echter dan nog met een gat van vier ton zitten. Om dit gat te dichten moet met de belastingdienst een akkoord worden bereikt over verrekenbaarheid van BTW op de investeringen. Tot die tijd en voor zover dat niet lukt moet een forse aanvullende lening afgesloten worden met alle gevolgen voor de toekomstige exploitatie vandien. De geschiedenis lijkt zich te herhalen. Toch zijn de vooruitzichten nog steeds hoopvol. Door een nieuwe exploitatieopzet, waarbij het horecagebeuren in het dorpscentrum via de brouwerij aan een ondernemer verhuurd wordt, is het dorpscentrum van een vaste inkomensstroom verzekerd. Daarmee kan de toekomstige instandhouding van de Holle Eik structureel ter hand genomen worden, waardoor de Houthemse verenigingen voor langere tijd weer een (t)huis hebben.   

Nieuwe Holle Eik   

Eerste steenlegging
Op 31 augustus van dit jaar is het dan eindelijk zover dat de eerste steen gelegd wordt.
Onder grote belangstelling van verenigingen en particulieren wordt de start van renovatie feestelijk gevierd. Tevens worden acties aangekondigd voor aanvullende fondswerving. De bouwers gaan voortvarend aan de slag en ondanks het feit dat eiken normaliter niet zo hard groeien, schiet de nieuwe Holle Eik als een paddestoel uit de grond. Houthem kan zich opmaken voor de feestelijke heropening en heringebruikname van dit dorpscentrum met een inmiddels bijna 70-jarige historie

Bronnen:

- Archief stichting dorpscentrum ‘De Holle Eik’
- Archief gemeente Valkenburg a/d Geul
- Weekblad Het Land van Valkenburg

Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (2002) nr 18, p. 1-11


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!