Gevelstenen in Houthem en
Geulhem (7): Calvariekapel aan de
Stevensweg
John Odekerken
Calvariekapel: Gravure
in de rondboog aan de voorkant van de kapel, waarin men kan
lezen “refectum FS anno 1939” d.w.z.
hersteld in opdracht van baron Robert de Selys
de Fanson in het jaar 1939. Deze zgn. boskapel
ligt op ca. 50 meter bosinwaarts vanaf de
Stevensweg.
De kapel
is gelegen te Vroenhof direct achter het landgoed “de Kluis”.
Om de geschiedenis van het gebouwtje te kunnen reconstrueren,
heb ik een inventarisatie gemaakt van hetgeen er in de loop
van de tijd over verteld en gepubliceerd
werd.
Zo weten
we uit de mondelinge overlevering van wijlen Hary Senden en
Nick Ronckers uit Vroenhof, dat de afstand tussen de
Calvariekapel en de Martinuskerk gelijk moet zijn aan de
afstand die Christus heeft moeten afleggen vanaf zijn
veroordeling tot aan zijn kruisiging op de Calvarieberg te
Jeruzalem. Hiermee is tevens de benaming Calvariekapel
verklaard. Verder zou het front van de kapel en met name het
kruis, in dezelfde richting wijzen als de gekruisigde Christus
nl. naar het zuiden; bovendien zou het front van de kapel
recht op de Martinuskerk neerkijken. Dit is inderdaad het
geval, dus kunnen we aannemen dat de kapel een duidelijke
binding had met de Martinuskerk. De kapel moet dus gebouwd
zijn voordat de Gerlachuskerk de rol van de Martinuskerk, als
parochiekerk, ging overnemen, d.w.z. de kapel moet reeds
geruime tijd vóór 1808 gebouwd zijn.
Volgens
J. Philippens is “de kapel ‘Calvariënberg’ omstreeks 1828
door pastoor van Pelt (van 1817-1835 pastoor te Houthem)
gesticht en op 25 januari 1829 plechtig
ingewijd. De kapel zou gebouwd zijn op de plek waar de
kluizenaar Mathias Ackermans, die in 1825 overleden was, zijn
verblijf had.” Of de kapel in het stichtingsjaar 1828 ook
gebouwd is, blijft echter nog de vraag; waarschijnlijk is er
sprake geweest van een herbouw!
In de “Publications de la Société Historique et
Archéologique dans le Limbourg” uit 1870 vermeldt Jos.
Habets (1829-1893) een “kluis
gelegen op een schilderachtige hoogte in het Kloosterbosch,
tussen Houthem en Raer. De laatste kluizenaar dezer plaats,
Mathias Ackermans, overleed den 25 October 1825. Na zijn dood
werd de kluis afgebroken; het kapelletje wat naast de huizing
stond, is nog aanwezig”.
Verificatie van deze overlijdensdatum heeft tot op
heden nog geen concrete overlijdensakte opgeleverd!
Verder
wordt in het maandblad ‘de Nedermaas’ door E. Franquinet in
1931 melding gemaakt van “een kluis gelegen op de hoogte
van het Kloosterbosch. Van deze laatste bestaat het kapelletje
nog steeds. De laatste kluizenaar, die hier woonde, overleed
in 1825 en daarmee verdween tevens de eeuwenoude traditie der
Houthemse kluizen”. De schrijver refereert naar een
artikelenserie “Kluizen en kluizenaars in Zuid-Limburg” welke
in ‘Mooi Zuid-Limburg’ van juni-aug. 1921 gepubliceerd zou
zijn. Deze uitgave, vermoedelijk van de provinciale VVV, is
helaas niet meer te achterhalen !!! (Kent iemand deze
publicatie?)
Uit de mondelinge overlevering van Jef Sleijpen uit
Vroenhof, weten we dat de kapel in 1939 in opdracht van de
baron de Selys de Fanson, hersteld is door zijn vader Sjeng
Sleijpen. Bij herstelwerkzaamheden in 1997, ontdekte Frans
Bergsteyn van stichting “De Rotswoning”, dat in de genoemde
boog binnen in de kapel ook nog een opschrift staat, en wel:
“ Hersteld / door / Jan Sleijpen /
nov. 1939
”.
In het
archief van de Stichting Kruisen en Kapellen te Roermond
bevindt zich de volgende informatie: “Op geregelde tijden
trok een processie (kruis- en/of sacramentsprocessie) vanuit
de kerk van Houthem naar deze boskapel die voor deze
gelegenheid tot rustaltaar diende; de kapel is een beschermd
monument; de kapel bij de kluis (Smallenbosch) is in
het begin van de 20e eeuw door een vallende boom zwaar
beschadigd; de eigenlijke kluis is afgebroken in
1825” ; waarschijnlijk was de omgevallen boom de reden van
de restauratie in 1939.
In het
‘Land van Valkenburg’ d.d. 3 augustus 1979, werd door Léon
Pluymaekers verhaald over “De geschiedenis uit het leven
van mijn grootouders familie Ackermans uit Houthem” zo
genoemd door de schrijfster, te weten de weduwe Anna
Tilmans-Philippens (die in 1956 op 92-jarige leeftijd
overleed). Het door haar in 1953 genoteerde verhaal was
opgetekend zoals haar overgrootvader het verteld had aan haar
moeder. Haar overgrootvader, Johannes Antonius Ackermans, zou
een oudoom (= broer van grootvader) van de kluizenaar
te Vroenhof zijn geweest. Hij wilde het kluizenaarschap
overnemen, maar “dat moest door de geestelijkheid aan den
paus worden aangevraagd. Maar tot zijn spijt werd het niet
toegestaan wegens dat zijn vrouw nog in leven was”. Zou de
in Houthem woonachtige Paul van der Vrecken (1777-1868), als
buitengewoon koerier van de paus, hierin een adviserende rol
hebben gehad?
In het Limburgs Tijdschrift voor
Genealogie, 27 (1999) nr. 4, p. 104-110 publiceerde John
Odekerken een uitgebreid genealogisch artikel onder de
titel "Wie was de laatste kluizenaar van
Houthem? | |
|
Om de
ouderdom van de kapel als gebouw te kunnen achterhalen, lijkt
het mij nuttig om te weten gedurende welke periode er
daadwerkelijk een kluizenaar heeft gewoond. Vandaar de
onderstaande reconstructie van de familierelatie Akkermans aan
de hand van het verhaal van Anna
Tilmans-Philippens:
I) Anna’s ouders
waren Petrus Gerardus Philippens en Maria Agnes
Ackermans (1836-1931).
II) Anna’s grootouders van
moederszijde waren Mathias Akkermans (geb. 1800) en
Catharina Duizings (geb. 1798).
Mathias
was de enige zoon van:
III) Johannes Antonius
Akkermans en Anna Catharina
Mopers. Zij woonden vanaf 1814 op het “kleine höfke” met
schuur en stallingen, gelegen tegenover de kerk in Vroenhof,
het zgn, Habetsleen of Stassengoed (nu: René Bemelmans en
voorheen Nick Ronckers). Tot aan zijn dood in 1825 woonde hij
dus op zichtbare afstand van de kapel en/of kluis. Volgens
zijn overlijdensakte d.d. 27 juli 1825 was hij op dat moment
52 jaar oud. Als hij zijn oudoom als kluizenaar wilde
opvolgen, is dit uiterst merkwaardig, daar hij zélf reeds
overleden was, terwijl de kluizenaar nog leefde!
De
ouders van Johannes Antonius waren:
IV) Antoon
Akkermans en Anna Elisabeth
Heuts. Zowel in de boeken van Wijlré als Schin op Geul is niet
te achterhalen wie de ouders van Antoon (overl. 1782)
geweest zijn. Zij moeten dus samengesteld worden met behulp
van de voornamen van Antoon’s kinderen en de kinderen van zijn
broers en zussen.
V) Zo bleek dat een van
de eerste zonen altijd geheel of gedeeltelijk de naam Joannes
kreeg. De eerste of de tweede dochter werd meestal Cornelia
genoemd. De ouders en grootouders waren derhalve
waarschijnlijk Joannes Ackermans die te Schin op Geul
op 4-5-1727 huwde met Cornelia
Suiren/Souren/Soeren.
De
kluizenaar moet gezocht worden in een broer van bovenstaande
Joannes Ackermans. Er leefde toentertijd inderdaad een Mathias
Ackermans en Joanna Beckers, waarvan in 1755 een zekere
Joannes Mathias te Oud-Valkenburg gedoopt werd.
Deze
laatste zou dus de kluizenaar geweest kunnen zijn, maar hij
was dan geen oudoom maar een zoon van de oudoom, ofwel een
gewone oom. Gezien zijn geboortedatum zou hij inderdaad
de kluizenaar geweest kunnen zijn. Bij het overlijden van de
kluizenaar was hij immers 70 jaar oud.
Verder
is bij de doop van één van de kinderen Ackermans-Beckers in
het jaar 1740, Arnoldus Haesen doopgetuige. Zou dit dezelfde
Arnold Haesen geweest zijn, die op de Schaesberg als
kluizenaar leefde? Hierdoor is misschien een bepaalde
kluizenaarsgedachte in de familie Ackermans terecht
gekomen!
Helaas
weten we twee dingen niet met zekerheid en
wel:
1. Is
Joannes Ackermans (x Cornelia Souren), een broer van Mathias
Ackermans (x Joanna Beckers)? Uit de namen van de
doopgetuigen van de kinderen Ackermans-Beckers, bleek dat er
wel een Joannes Ackermans optrad als doopgetuige, maar het is
niet zeker dat deze gehuwd was met Cornelia Souren.
Helaas vinden we de naam Souren niet terug tussen de hierboven
vermelde doopgetuigen, maar dat kan zijn doordat zij zeer
waarschijnlijk reeds in 1745 te Wijlré overleden
was.
2. Is de doopgetuige
Arnold Haesen dezelfde als de kluizenaar van de Schaesberg? In
de tijd gezien zou het best mogelijk kunnen zijn, gezien het
feit dat deze kluizenaar tot 13-3-1764 leefde. De kluizenaar,
Arnold Haesen, had echter wel een bepaalde familierelatie met
Joanna Beckers, want haar grootouders waren Christiaan Beckers
en Barbara Haesen!
Slotconclusie: M.b.t. het bestaan van de kluizenaar Mathias
Ackermans is geen enkel hard bewijs
gevonden.
De enige
aanwijzing voor zijn bestaan is en blijft het verhaal van Anna
Tilmans-Philippens en de notering van de overlijdensdatum door
Jos. Habets. Met name het bewijs van overlijden van de
kluizenaar is uitermate belangrijk voor eventueel verder
onderzoek. Wel kunnen we concluderen dat de kapel in de tweede
helft van de 18e eeuw of zelfs daarvóór gebouwd is. Verder is
het zeer onwaarschijnlijk dat gedurende de Franse overheersing
(1794-1814) een kapel werd gebouwd. Derhalve mag gesteld
worden dat de kapel als gebouw dateert van vóór 1794 en dat
Mathias Ackermans, als laatste kluizenaar er, ná de Franse
periode, gewoond heeft tot aan zijn dood. Het gebouw zal
gedurende die roerige tijden wel veel geleden hebben, maar
gelukkig is de kapel momenteel weer opgeknapt en toegankelijk
gemaakt, zodat in ieder geval het gebouw en de herinnering aan
de kluizenaar van de Calvarieberg voorlopig zal blijven
voortbestaan.
Mocht U,
na het lezen van bovenstaand artikel, nog vragen, opmerkingen
en/of aanvullingen hebben, schroom dan niet om contact op te
nemen met ondergetekende.
Informatie omtrent de artikelenserie “Kluizen en
kluizenaars in Zuid-Limburg” uit “Mooi Zuid-Limburg, 1921”,
vermoedelijk uitgegeven door de provinciale VVV, is bovendien
uiterst welkom.
Bronnen:
Dhr. Frans Ackermans / Bunde A. Welters: Kluizenaars
in Limburg, 1950 Artikelenserie “de L van Limburg”, de
Limburger dd. 9-2-1978 Familiearchief
Russel/Testa Archief van het Officialaat (kerkelijke
rechtbank tot 1795) Franse volkstelling 1796 / Rijksarchief
Maastricht (RAM) Bugerlijke stand van 1798 / Gemeente
Archief Valkenburg (GAV) Archief van het nieuwe bisdom
Roermond vanaf 1840 / RAM Archief van het oude bisdom
Roermond tot ongeveer 1801 / RAM Archief van het bisdom
Luik van 1800-1840 / Luik Bevolkingsregister Houthem vanaf
1860 / GAV Centrale overlijdensklapper van Limburg /
RAM Archieven van de “Landen van Overmaas” /
RAM Archieven van het Calvarieklooster te Maastricht
/ RAM (nog te onderzoeken) Archieven van de Proosdij van
Meerssen / RAM (nog te onderzoeken) Archief van de
voormalige gemeente Houthem / GAV Parochiearchief van
Houthem St.Gerlach / Stadsarchief
Maastricht Propaganda Archieven, serie “Udienze”,
Nederlands Instituut te Rome Bisschoppelijk archief, Luik
‘correspondentie 1806-1832 Fonds Modernes’ J. Philippens:
Echo’s uit Houthems Verleden blz. 139; Houthems Verleden blz.
118
Zie ook: Verleden, heden en
toekomst van de kapel in het Calvariebos
Zie ook: Calvarie-
of boskapel op
www.kerkgebouweninlimburg.nl |