De families Bielders in Houthem (1)


De families Bielders in Houthem (1)

Lei Bielders

De komst naar Houthem: in dienst bij de adel

Zo zal het gegaan zijn: boven op de bok van een boerenkar gezeten, met alle huisraad achterop geladen, is de familie Bielders op een mooie najaarsdag in 1875 Houthem binnen gereden en daarmee ten tonele verschenen in deze Houthemse geschiedenis.1 Het hele gezin zat op de kar: Harie Bielders (*1834 in Schimmert), zijn vrouw Mina Pellemans (*1827 in Soerendonk), hun vier kinderen: Marie (*1863), August (*1865), Louis (*1867) en Mathieu (*1869). Ook zijn 70-jarige moeder was erbij, zij was al 30 jaar weduwvrouw en woonde al geruime tijd bij hen in.2 Het zal voor de kinderen een hele belevenis zijn geweest, die rit boven op de boerenkar, op weg naar hun nieuwe woonstee. Harie en Mina hadden elkaar leren kennen op kasteel Vaeshartelt, waar ze allebei werkten en in 1863 getrouwd waren. Het jonge gezin had een nieuwe dienstbetrekking gevonden bij de adellijke familie Ruys de Beerenbroeck, die kort daarvoor het landgoed ‘De Vroenhof’ aangekocht en verbouwd had, en nu nieuw personeel zocht. Die avond betrokken ze hun woonruimte in de ruime hoeve aan de Pasweg.3 In deze oude hoeve in vakwerkbouw met een dak van riet bevond zich ook het koetshuis met de paardenstal, het schop voor de werktuigen en de provisiekamers en -zolders. Een waar speeldomein voor de kinderen, dat ze die avond meteen verkend zullen hebben.

De hoeve aan de Pasweg, waar Harie en Mina met hun gezin woonden

De hoeve aan de Pasweg, waar Harie en Mina met hun gezin woonden

Het leven op het landgoed speelde zich af in een kleine gemeenschap van knechten, koetsiers, keukenmeiden, naaisters en kamermeisjes, die voor een deel ook op het landgoed woonden. Men hielp elkaar zoveel mogelijk, en ook al had je het niet breed, je deelde je eten, je spullen en je tijd met de anderen. Er moest hard gewerkt worden: in het huis, in de tuin, in de stal en natuurlijk ook in het eigen gezin. Er was in die tijd nog geen elektriciteit of gas, de was doen en strijken, of ’s winters de kachels stoken, waren klussen die zeer arbeidsintensief waren. Het landgoed ‘De Vroenhof’ was best groot: achter het herenhuis lag de siertuin met perken vol bloemen, een grote vijver en wandelpaden, die doorliepen tot in de beemden, waar de groentetuin en de weiden met fruitbomen lagen.

Harie Bielders op oudere leeftijdHarie was naast tuinman ook stalmeester en moest zorgen dat de koetsen en paarden in goede conditie bleven. Mina was naaister, ze verrichte het nodige herstelwerk aan het linnengoed, maar sprong ook regelmatig in de keuken bij als daar veel werk te doen was. Ook de kinderen moesten, toen zij groter werden, de handen uit de mouwen steken. De omgang met de familie Ruys de Beerenbroeck was nogal formeel: jonkheer Jerôme was rechter geweest bij het Hof van Appel in Luik en was een strenge man, die op orde en rust gesteld was. Jonkvrouw Emilie daarentegen was zachtmoediger van karakter en kon met een vriendelijk woord of gebaar zonodig de plooien weer gladstrijken.

Harie was een echt buitenmens, hij genoot van het werken in de buitenlucht, van een verzorgde tuin. Hij was een lustig type, die de mensen graag aan het lachen maakte. De mensen zeiden daarom wel eens tegen hem: ‘Doe ljäs nog ein paerd lache!’ Mina was een zorgzame vrouw, die met weinig middelen het huishouden wist te regelen, ‘de kroon van haren man’. Ook al leefden ze in dienstbaarheid, er werd altijd tijd voor het gezin vrij gemaakt en voor een gezellige sfeer in huis gezorgd. Oma zat op haar vaste plekje naast het fornuis te breien en was met de warme koffie bij de hand altijd in voor een gezellig praatje.

Ze werden langzaam ouder. Toen in 1893 jonkheer Jerôme stierf, ging het landgoed over op zijn zoon Karel, een sociaal bewogen man, die ervoor zorgde dat zij ook op oudere leeftijd daar konden blijven wonen. Mina stierf er in 1901 op 73-jarige leeftijd. Harie bleef achter met zijn dochter Marie, die ongetrouwd was gebleven en nu voor hem zorgde. Toen jonkheer Karel gouverneur van Limburg werd, verhuisde hij naar Maastricht en verkocht hij ‘De Vroenhof’. In 1906 verhuisden Harie met zijn dochter Marie naar zijn zoon Louis, die even verderop in Vroenhof was gaan wonen. Daar zou hij uiteindelijk in 1916 op 82-jarige leeftijd sterven.

Täntsje Marie met haar broer Mathieu omstreeks 1920Marie Bielders (*1863) werd als enigste meisje in het gezin al vroeg bij het huishouden betrokken. Van haar moeder leerde ze vaardig om te gaan met naald en draad en door mee te helpen in de keuken kreeg ze al snel plezier in het koken. Haar kwaliteiten vielen de familie Ruys op en ze nam haar spoedig in dienst. Marie deed haar werk met veel toewijding. Er waren wel jongemannen die ooit naar haar hand dongen, maar ze vond dat ze daar ‘nooit tijd voor had’. Ze zou dan ook altijd vrijgezel blijven. Ze bleef dienstbaar aan anderen, betrouwbaar ook, men kon zich op haar verlaten. Hoewel ze een pittige vrouw was, bleef ze gemoedelijk in de omgang, zodat de mensen graag met haar te doen hadden.

Na de dood van haar moeder ging ze voor haar vader zorgen. Toen de familie Ruys het landgoed in 1904 verkocht, verlegde ze haar werkterrein naar Houthem. Ze deed het naai- en verstelwerk voor een vast aantal families en kookte bij speciale gelegenheden, zoals bruiloften en feesten. Ze was nogal geliefd in het dorp en werd door iedereen, niet alleen vanwege haar kleine postuur, gemoedelijk ‘täntsje’ genoemd. Na de dood van haar vader ging ze op kamers wonen bij de familie Poswick. Toen ze ziekelijk werd, verhuisde ze opnieuw naar Vroenhof, waar ze door de familie van haar neef Harie verzorgd werd. Ze stierf in 1945 op 81-jarige leeftijd.

August Bielders (*1865) was een opgewekte en attente jongen. Op school maakte hij gemakkelijk vriendjes, die op de hoeve kwamen spelen en daar voor heel wat levendigheid zorgden. Lag de belangstelling van zijn vader meer buitenshuis, die van hem ging meer uit naar het regelen van de zaken binnenshuis. Hij was een handige jongen, die het leuk vond spullen te repareren, kamers op te knappen en dingen in het huishouden te regelen. Net als zijn zus Marie werd hij ook door de familie Ruys aangenomen, in de functie van huisknecht.

Na verloop van tijd werd zijn oppassendheid opgemerkt door jonkheer Louis Michiels van Kessenich, die advocaat was en met zijn gezin in Roermond woonde en regelmatig bij de familie Ruys op bezoek kwam. Toen August 21 was geworden, vroeg deze of hij niet bij hem in dienst wilde treden. August had daar wel oren naar: op ‘De Vroenhof’ bleef hij immers vaders kind, en wonen in een stad leek hem wel wat. Zo kwam het dat hij op een herfstdag Houthem verliet en naar Roermond vertrok. Hij ging inwonen bij de familie Van Kessenich en raakte al snel vertrouwd met het huishouden daar. Na een half jaar zou zich echter een dramatische gebeurtenis voltrekken. Op een voorjaarsmiddag ging hij de ramen op de tweede verdieping wassen toen hij uitgleed, naar beneden viel en dusdanig ongelukkig terecht kwam op de stenen, dat hij binnen enkele uren stierf. Deze fatale val vond plaats vlak voor hij 22 zou worden. Groot was de verslagenheid, bij de familie Van Kessenich en hun personeel, maar natuurlijk ook bij zijn eigen familie, die zijn hartelijke contact node zou missen. Zo eindigde abrupt een leven dat nog zo vol beloftes leek.

August Bielders in 1887   August in 1887

Mathieu Bielders (*1869) leek in veel opzichten op zijn vader. Hij vond het heerlijk om bij hem in de tuin te zijn en hem het hemd van het lijf te vragen over wat hij daar allemaal aan het doen was. Hij had ook de humor van zijn vader, zodat ze samen heel wat aflachten. Het is niet verwonderlijk dat hij ervoor koos om net als zijn vader tuinman te worden. Om het vak te leren ging hij bij een hoveniersbedrijf in Meerssen werken. In zijn werk was hij serieus en leerde hij verantwoordelijkheid te nemen. Daarom werd hij vaak voor tuinwerk gevraagd en raakte hij in de omgeving bekend als een bekwame hovenier. Tijdens een kermis leerde hij Anna Pisters (*1874 in Houthem) kennen, ze werden verliefd op elkaar en trouwden in het najaar van 1896. Ze gingen in Meerssen wonen.

Kort nadien begon de bouw van het landgoed ‘De Kluis’, genoemd naar de plek in het Calvariebos waar ooit een vrome kluizenaar gewoond had. Het moest een buitenverblijf voor jonkheer Gaspard Testa worden, die rechter in Maastricht was en in de zomer de drukte van de stad met zijn gezin wilde ontvluchten. Hij hield erg van het buitenleven, maakte graag lange wandelingen en genoot ervan vanaf zijn terras het hele Geuldal te overzien. Bij de aanleg van het ruime park eromheen werd Mathieu ingeschakeld. Zijn optreden beviel jonkheer Gaspard zo goed, dat hij hem vroeg om bij hem in dienst te komen. In 1901 verhuisde hij met zijn vrouw en hun inmiddels geboren zoon Harie (*1898 in Meerssen) naar ‘De Kluis’. Kort daarop zou het gezin nog uitgebreid worden met twee meisjes: Mina (*1901) en Mayke (*1902). Ze woonden in de grote keuken van het landgoed en hadden hun slaapkamers op de zolderverdieping.

Mathieu en Anna met Mina, Harie en Mayke omstreeks 1920

Mathieu en Anna met Mina, Harie en Mayke omstreeks 1920

Omdat de familie Testa een groot deel van het jaar niet aanwezig was, berustte het toezicht op ‘De Kluis’ voornamelijk bij Mathieu. Een gedeelte van het park werd gebruikt om groenten en fruit te telen. Daarvan moest hij in de winter regelmatig het een en ander met paard en wagen bij de familie in Maastricht bezorgen. Er werden kippen en schapen gehouden, en ’s winters werd op klein wild gejaagd. Er was dus werk genoeg te doen. Er waren permanent twee dienstbodes voor het huishouden aanwezig, een aantal dat in de zomer flink uitgebreid werd als de familie Testa een gedeelte van hun personeel vanuit Maastricht meebracht. Jonk-heer Gaspard was een vooruitstrevend persoon, zo liet hij regel-matig kinderen van verre familie uit de Balkan overkomen om aan te sterken. Deze bleven soms een heel jaar op ‘De Kluis’, waardoor vriendschappen ontstonden die via briefwisseling jarenlang standhielden. Hij was een van de eersten in Houthem die een automobiel aanschafte om daarmee op en neer naar Maastricht te kunnen rijden. Dat gaf natuurlijk heel wat bekijks in het dorp en verleende de bewoners van ‘De Kluis’ extra cachet.

In de keuken van ‘De Kluis’ was het altijd een vrolijke boel. Anna was een gangmaker in het bedenken van allerlei grappen, die menig passant ten deel vielen. Er werd veel muziek gemaakt en volop gezongen. Maar Anna zorgde ook voor regelmaat en orde in de keuken, wat ook nodig was omdat er geregeld diners werden gegeven, waarbij de hele familie werd ingezet. Omdat de familie Testa onder elkaar Frans sprak, werden de kinderen op Franse les in Meerssen gestuurd om de nodige ‘flux de bouche’ te ontwikkelen. Zo vlogen de jaren voorbij. De kinderen werden groot.

Harie leerde voor machinebankwerker in Aken. Na het voetballen ging hij regelmatig naar het café, waar hij Berta van den Hof (*1900 in Houthem) leerde kennen. Ze trouwden en gingen wonen bij haar moeder in Broekhem.4 Ze kregen vijf kinderen: 3 jongens en 2 meisjes. Mina leerde bij een processie Charles Bindels (*1902 in Gronsveld) kennen. Ze gingen na hun trouwen in Meerssen wonen en kregen eveneens vijf kinderen: 2 jongens en 3 meisjes. Gedurig tikten de jaren bij Mathieu en Anna aan. In 1933 werd Mathieu ernstig ziek. Hij stierf vrij spoedig op 64-jarige leeftijd. Kort daarop verliet Anna het landgoed om bij haar dochter Mayke te gaan wonen. Zij beleefde er nog een aantal mooie jaren, totdat zij in 1948 op 74-jarige leeftijd zou sterven.

Mayke Bielders (*1902) was de jongste van het stel. Ze was een vrolijke meid, die groot respect voor haar ouders had. Het was dus niet verwonderlijk dat ze thuis bleef wonen om haar ouders een handje te helpen. Toen ze tijdens de kermisdagen bij een tante in Ulestraten logeerde, leerde ze Louis Hendriks (*1901 in Ulestraten) kennen, die tuinman was op kasteel ‘De Vliek’ in Ulestraten. Ze kregen verkering en trouwden in 1931. De eerste jaren woonden ze naast het huis van haar neef Harie in Vroenhof. Na het overlijden van haar vader kwam haar moeder bij hen wonen. Na enige tijd gingen ze wat dichter bij het dorp aan de Provincialeweg.5 Ze kregen vier kinderen: Jeu (*1932), Jeanne (*1934), Til (*1937) en Charles (*1941).

Echtpaar Hendriks-Bielders in 1953. V.l.n.r. Til, Mayke, Charles, Jeu, Jeanne en Louis.

Na de oorlog werd Louis hovenier bij de plantsoenendienst van de Staatsmijnen. Hij was een fanatieke tuinliefhebber, die ook thuis altijd trots op zijn tuin was. Als zijn kinderen bij het spelen met een bal wel eens op een plantje in de moestuin trapten, zwaaide er wat. Maar meestal kon oma voor zijn thuiskomst met een schoffel vlug de sporen uitwissen. Louis was bij de fanfare, waar hij meerdere instrumenten bespeelde. Hij zong ook bij het kerkkoor. Thuis werd dan ook met de kinderen veel muziek gemaakt. Zoals veel mensen in Houthem, hield Mayke in de zomer logés en deed ze in de oorlogsjaren de was voor de familie Regout in Maastricht. Ook werd ze regelmatig door de baron gevraagd om bij feestelijke gelegenheden op het kasteel de tafels te komen dekken. Omdat ze naast de lagere school woonden, mochten in de winter de kinderen die van ver kwamen zich in hun keuken komen warmen. Veel Houthemmers bewaren dan ook nog een herinnering aan de warme chocolademelk, die ze daarbij kregen. Later vertrokken de kinderen successievelijk naar elders. Haar jongste zoon Charles was de enige die met zijn gezin nog tot 1974 in Houthem bleef wonen. Toen het huis hen te groot werd, verhuisden ze in 1959 naar een van de nieuwbouwhuizen aan de Pastoor Ribberghstraat.6 Ook daar schiep Louis al vlug een prachtige bloementuin, waar menig voorbijganger naar bleef kijken. Louis stierf in 1980 op 78-jarige leeftijd. In 1990 ging Mayke naar het bejaardenhuis Avondvrede. Zij genoot van haar oude dag en maakte nog graag met iedereen een praatje. Ze stierf in 1995 op 93-jarige leeftijd.

Louis Bielders  in 1904Louis Bielders (*1867) was uit ander hout gesneden. Hij was een jongen die graag knutselde en veel bij zijn vader in het koetshuis rondhing. Daar werden ’s winters wielen gerepareerd, assen vervangen en delen van het koetswerk vernieuwd. Hij was een serieuze jongen, zodat zijn vader besloot hem voor schrijnwerker te laten leren bij de timmerwerkplaats van Sjeng Brouns in de Onderstestraat. Als leerjongen moest hij natuurlijk alles aanpakken. Zo moest hij met de handkar kozijnen naar het klooster in Spaubeek brengen, een klus die bijna een hele dag kostte. Omdat hij liet zien dat hij méér waard was, kreeg hij al gauw echt timmerwerk te doen. Hij werd een volwaardig knecht, een rustige jongeman, die niet veel zei en deed wat gedaan moest worden.

Toen hij tegen de dertig liep kreeg hij verkering met Lies Hendrikx (*1873 in Bemelen), die hij via zijn zuster Marie had leren kennen. Toen ze na de dood van zijn moeder een huis vlakbij ‘De Vroenhof’ konden krijgen7, besloten ze in het voorjaar van 1902 te trouwen. Alles wees op een gelukkige toekomst samen. Maar het lot zou anders beslissen. Lies liep in het najaar van hetzelfde jaar een zware longontsteking op, waarvan ze niet meer zou herstellen. Ze stierf in korte tijd, 29 jaar oud. Het is niet moeilijk voor te stellen dat dit voor Louis een zware klap was, die hij maar moeizaam te boven zou komen.

Mária in 1904Na enkele jaren leerde hij Mária Speetjens (*1869 in Houthem) kennen. Ze had vrij lang verkering gehad met een Houthemse jongeman, die de relatie abrupt had beëindigd. De twee gekwetste zielen vonden geleidelijk meer dan troost bij elkaar. Louis had inmiddels ontdekt dat hij als vakman méér kon bereiken door voor zichzelf te beginnen. Hij hakte de knoop door en kocht in Vroenhof een stuk grond om er een huis met een kleine werkplaats te bouwen.8 Ze trouwden kort daarop in 1905. Toen zijn vader en zuster niet langer op ‘De Vroenhof’ konden blijven wonen bouwde hij een stuk aan zijn huis bij, zodat zij daar konden gaan wonen.

Het geluk werd compleet toen kort na elkaar twee jongens werden geboren: Harie (*1906) en Jeu (*1908). Volkomen onverwachts werd het gezin in 1912 uitgebreid met de komst van Tonia Speetjens, de jongste dochter van een broer van Mária, wiens vrouw in het kraambed gestorven was. Het pasgeboren meisje moest snel worden ondergebracht, omdat haar vader niet in staat was om ervoor te zorgen.9 Tonia werd liefdevol in hun midden opgenomen, ook al begrepen de eigen kinderen niet goed waar zo’n zusje plotseling vandaan kwam. Het gezin zou compleet worden met de geboorte van Sjeng (*1915). Het ging er in huis gemoedelijk aan toe, de kinderen groeiden voorspoedig op en maakten veel plezier met elkaar. Het was een mooie tijd, maar de dagen waren lang. Er was altijd wat te doen in huis, in de werkplaats of in de tuin.

Louis en Mária met Jeu, Tonia en Harie in het voorjaar van 1915

Louis en Mária met Jeu, Tonia en Harie in het voorjaar van 1915

Louis had over werk niet te klagen. Houthem was met al zijn landgoederen en herenboerderijen een relatief welvarend dorp, waar niet beknibbeld werd op het onderhoud van de bezittingen. In 1921 kon hij als eerste in de omtrek een elektrische houtbewerkingmachine aanschaffen, waarmee hij kon schaven, zagen, boren, lijsten maken en slijpen. Het was een hele investering, maar Louis keek vooruit en zag er de praktische voordelen van in. Een timmerman maakte in die dagen van alles: karren, ploegen, tonnen, stoelen, kasten, kozijnen, deuren, zelfs doodskisten. En als er gordijnen opgehangen of ramen geschilderd moesten worden, deed hij dat ook, in die dagen was de klant nog echt koning. Bovendien had Louis van zijn ouders geleerd wat het betekent om dienstbaar te zijn. Hij wist altijd de juiste toon te vinden en kon met iedereen goed opschieten. Tot zijn klanten hoorden vrijwel alle bekende namen in het dorp: Nčve, Poswick, Selys de Fanson, Van der Vegte, Erens, Testa, maar ook de gemeente, de kerk en het klooster. In die tijd werd alles nog op de lat bijgeschreven en ging hij ééns in de zoveel tijd met de rekening langs de deur. Bij het uitbetalen werd dan vaak een ‘drupke’ geschonken, zodat hij wat spraakzamer dan gewoonlijk werd. Bij thuiskomst kon men hem dan ook wel eens op een van zijn diepzinnige uitspraak betrappen, zoals: ‘Wae mčt hout umgeit, ličrt in gedöld en einvoud’.

Toch bleven het gezin geen zorgen bespaard. Mária had een zwakke gezondheid en was vaak ziek. Ze kreeg gelukkig veel hulp van ‘täntsje’ Marie en haar nichtje Mayke. Begin 1925 werd Mária voor een maagoperatie opgenomen in het ziekenhuis in Heerlen. Ze zou de operatie echter niet lang overleven en stierf op 55-jarige leeftijd. Dit betekende voor Tonia dat ze in het gezin moest inspringen, wat voor zo’n jong meisje beslist geen geringe opgave was. Louis had dus twee vrouwen overleefd, wat hem de laatste jaren van zijn leven zeer bedrukte. Hij stierf in 1933 op 65-jarige leeftijd.

Sjeng en Marieke n hun verkeringstijdSjeng Bielders (*1915) was een nakomertje in het gezin. Toen zijn moeder stierf was hij pas 9 jaar en op zo’n leeftijd mis je een moeder erg. Sjeng was de meest technische van de drie jongens en wilde machine-bankwerker worden. Hij was pas van school en nog minderjarig toen zijn vader stierf. In een briefje dat na zijn dood gevonden werd bleek zijn vader nogal bezorgd over hem: ‘Houd vooral een oog op Jan. Zorg dat die ook zijn bestemming bereikt en niet van de weg afdwaalt’.

Harie was tot hij meerderjarig werd zijn voogd. Toen kort nadien zijn broer Jeu een huis achter het station had gebouwd, ging hij bij hem wonen. Bij de bruiloft van zijn broer Jeu had hij Marieke Brouns (*1915 in Schin op Geul) leren kennen, de jongste zus van Emma. Ze kregen verkering en trouwden in 1939. Sjeng had inmiddels werk gevonden in Geleen en daarom gingen ze dicht bij het werk in Sittard wonen. Ze kregen negen kinderen, 4 jongens en 5 meisjes. Hoewel hun leven zich in een andere stad voltrok, bleven ze Houthem bij familiegelegenheden en kermissen trouw bezoeken. Ze wonen al enkele jaren in een bejaardenhuis in Sittard.
 

Lei Bielders* Lei Bielders, zoon van Jeu en Emma Bielders (*1945). Bracht zijn jeugd in Houthem door, totdat hij in 1963 in Amsterdam ging studeren. Werkte tot zijn pensionering bij de Rabobank Academie. Woont sinds 1979 met zijn vrouw in Udenhout. Vanaf juli 1994 lid van de Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach.

 

Voetnoten:
 
1        De stamboom van de familie Bielders voert naar de Elzas. Op het eind van de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) komt André Beylder (* 1736 in Heilig-Kreuz / Ste-Croix-en-Plaine) met het Franse leger in Zuid-Limburg terecht. In 1766 trouwt hij in Maastricht. Hij is in het bezit van een Lotharings Kruis in goud, dat nog steeds in de familie is (zie afbeelding). De familienaam is etymologisch waarschijnlijk afgeleid van Bilderschnitzer oftewel beeldersnijder (beeldhouwer). De schrijfwijze verschilt nogal in de loop der jaren. Pas vanaf de invoering van de burgerlijke stand in 1798 wordt de naam consistent als Bielders geschreven.
2
         
De timmerman Henri Bielders (* Maastricht, 1807) was in Schimmert tengevolge van een val van een dak overleden in 1844. Zijn vrouw Joanna Alofs (* Schimmert, 1805), met wie hij in 1831 getrouwd was, bleef achter met twee kinderen: Gerta (* Schimmert, 1832) en Harie (* Schimmert, 1834). Na de dood van haar man is ze op kasteel Vaeshartelt gaan werken. Ze bleef tot haar dood op de hoeve aan de Pasweg wonen en stierf er in 1897 op 92-jarige leeftijd.
3
         
De hoeve aan de Pasweg (later Putweg) werd in 1927 gesloopt voor de bouw van de bewaarschool en de woning van de huismeester van het klooster.
4
         
Broekhem 62. Harie was in 1940 lid van de gemeenteraad van Houthem, die op 29 september voor het laatst bijeen kwam om een motie aan te nemen om de naam Houthem aan de vergrootte gemeente Valkenburg toe te voegen.
5
         
Provincialeweg nummer 378, later Vroenhof 16.
6
         
Pastoor Ribberghstraat 6.
7
         
Het al lang afgebroken huis lag aan de Provincialeweg rechts van het vroegere café De Driekoningen van Leukel, ter hoogte van de huidige parkeerplaats van Frissen, tussen Vroenhof 92 en 94.
8
         
Provincialeweg nummer 411, later Vroenhof 72. Het bijgebouwde huis is nummer 74.
9
         
Tonia Speetjens, tiende kind van de smid Hubert Speetjens (Houthem, 1864-Kunrade, 1930) en Anna Senden (Kunrade, 1873-Kunrade, 1912), getrouwd in 1896

Vervolg


Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (2004) nr 21, p. 7-16


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!