De vergeten oorlog


De vergeten oorlog : Over mobilisanten en vluchtelingen in Houthem

Léon Willems

Publicaties over de Eerste Wereldoorlog beginnen langzaam maar zeker ook in ons land aan terrein te winnen. Alhoewel Nederland gedurende La Grande Guerre 1914-1918 van oorlogshandelingen verschoond bleef, waren de gevolgen van de grote oorlog toch ook hier merkbaar. Zo werd Houthem in oktober 1918, vlak voor het einde van de oorlog, overspoeld door een grote schare Franse vluchtelingen.....

De Eerste Wereldoorlog leeft niet echt onder de Limburgse geschiedschrijvers. In het onlangs verschenen Handboek voor de Geschiedenis van Limburg meldt dr. Ubachs slechts sporadisch iets over de gevolgen van de oorlog voor onze provincie. Het geeft aan hoe weinig er tot nog toe gepubli-ceerd is over Limburg tussen 1914 en 1918. Op dit moment is er op nationaal vlak wel het een en ander gepubliceerd. Wellicht dat in de nabije toekomst ook op regionaal terrein meer aandacht komt voor de grote oorlog, die voor onze voor-ouders in ieder geval meer betekenis moet hebben gehad dan enkele terloopse regeltjes in een geschiedenishandboek..... 

Inleiding

Hoe zouden de reacties in Houthem zijn geweest op de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn echtgenote op 28 juni 1914? Trok er een huivering door de bevolking, besefte men dat men aan de vooravond stond van een gruwelijke oorlog, die uiteindelijk aan ongeveer 10 miljoen mensen het leven zou kosten? Er moet wel angst zijn geweest, net als in heel Nederland. Zou men er ook massaal zijn gaan hamsteren uit angst dat het neutrale vaderland uiteindelijk eveneens in de strijd werd betrokken, net als buurland België? Of nam men net als elders met gezwinde spoed het spaargeld op?
In ieder geval bracht de moord op de aartshertog een stroom-versnelling op gang. De dader was van Bosnisch-Servische afkomst en Oostenrijk stelde Servië een ultimatum, dat ten koste zou gaan van de Servische onafhankelijkheid. Uiteraard gingen de Serviërs hier niet op in en keizer Franz Joseph laat de Oostenrijkse troepen mobiliseren. Duitsland steunt Oostenrijk, Rusland steunt Servië en op 28 juli verklaart Oostenrijk de oorlog aan Servië. Op 31 juli mobiliseert ook Duitsland de troepen uit vrees voor Russische represailles. Ook Frankrijk begint te mobiliseren en niet veel later Groot-Brittanië. De Duitsers bezetten op 2 augustus Luxemburg en willen ongehinderde doortocht door België naar Frankrijk. De Belgen weigeren hun neutraliteit op te geven en weten zich gesteund door de Britten en de Fransen. Met de inval van de Duitsers in België op 4 augustus 1914 is de wereldoorlog een feit.

Korporaal Willem Boreas uit Houthem in het midden.

Ook Wim Boreas vervulde zijn dienstplicht in de roerige oorlogsjaren van ´14-´18. Hij stuurde deze foto naar zijn zus Marie Boreas, die later in het huwelijk zou treden met Gerard Willems. Korporaal Wim Boreas staat in het midden.

Neutraal

Voor Nederland spande het er even om. Nederland wilde net als België de neutraliteit bewaren, maar het was niet duidelijk of de Duitsers dit zouden accepteren. Tot en met 2 augustus wist de Nederlandse regering niet of de Duitsers het Neder-landse grondgebied, met name in het zuiden, zouden gebruiken om door te stoten naar België en Frankrijk. Een opmars over de Maas zou de Duitsers immers tijd besparen. Al veel eerder had de chef van de Duitse generale staf, Von Schlieffen, een doortocht van het leger over Nederlands-Limburgs grondgebied als noodzakelijk geacht. Zo’n door-tocht zou als voordeel opleveren dat men de sterke forten in het Luikse gebied kon mijden. Maar Duitsland had er eco-nomisch baat bij om Nederlands neutraliteit te eerbiedigen, met name vanwege de invoer via Nederlandse havens. In de namiddag van 2 augustus kwam het verlossende antwoord: Duitsland zou de Nederlandse neutraliteit respecteren. Hierdoor zou ons land gedurende de rest van de oorlog gevrijwaard blijven van oorlogshandelingen.

Dreiging

Ondanks de garantie van neutraliteit, bleef de oorlogsdreiging natuurlijk aanwezig. Reeds op 30 juli riep de minister van Oorlog, Bosboom, op tot mobilisatie van de grens- en kust-bewaking. Op 3 augustus werden vrijwilligers via de kranten opgeroepen dienst te nemen tegen een vergoeding van fl. 80. Men ging er daarbij van uit dat de oorlog al vrij snel zou zijn afgelopen, wat later een onjuiste inschatting bleek. Na de inval van België werd voor bepaalde delen van het land de staat van oorlog afgekondigd, waaronder in Limburg. Tijdens de mobilisatie werden in totaal 200.000 mannen onder de wapenen geroepen. De strijdmacht was niet al te indruk-wekkend: de bewapening was verouderd en onvoldoende, men liep in verschillende uniformen rond, het wapenpark werd gevormd door van burgers tegen een bepaalde vergoeding overgenomen voertuigen en paarden. Inmiddels brak de oorlog in alle hevigheid los. In de nacht van 5 op 6 augustus nemen de Duitsers de twaalf machtige forten bij Luik onder vuur. Het gedreun van kanonnen was tot in de verre omtrek hoorbaar. Philippens meldt bijvoorbeeld dat men in Houthem het kanongebulder bij Visé kon horen. In eerste instantie blijkt het Belgische verweer succesvol. Twee complete Duitse brigades raken zelfs in paniek en vluchten de Nederlandse grens over. Veel Duitsers werden echter door Belgische machinegeweren neer gemaaid. Maar ondanks het succes van de forten, konden de Belgen niet voorkomen dat de stad Luik in Duitse handen viel. Op 7 augustus viel de stad, maar de Belgische soldaten weigerden zich gewonnen te geven. De militaire forten stortten op 16 augustus ineen, de Belgen trokken zich terug in Antwerpen. Daar gaat de strijd verder met een felle Duitse aanval op 28 september, het begin van het einde van het Belgische leger. Op 10 oktober geeft Antwerpen zich gewonnen, na bombardementen. Op 20 augustus valt Brussel. Het Belgische leger is inmiddels zich aan het terugtrekken.

Gerard Willems uit Houthem 2e van rechts.

Gerard Willems was één van de Houthemenaren die dienst deden gedurende de eerste wereldoorlog. Hij staat tweede van rechts. De kleine persoon op de voorgrond was volgens Gerard de kleinste soldaat van het Nederlandse leger.

Mobilisanten

Ook Houthemenaren werden gedurende de oorlogsperiode onder de wapenen geroepen. Gerard (“Sjir”) Willems, bijvoorbeeld. Op 3 mei 1915 stuurt hij een foto naar zijn zus Marie Willems (“Marieke van de Pos”). “Beste Marie”, schrijft hij, “ziehier een klein kiekje. Vergelijk het eens met een ander portret en je zult er veel verschil in opmerken.” Op de foto staat een wel heel erg kleine soldaat. Daarvan meldt hij: “Die kleine er op, ligt bij ons in de kamer en is de kleinste soldaat van het hele leger.”

Op 24 mei 1915 ontvangt Gerard een brief van zijn moeder. Daarin schrijft zij: “Vooreerst mijn dank voor het lekkers wat gij mij op mijn naamfeest gezonden hebt, het was heerlijk. Hierbij zend ik u een stukje van de koek der meisjes, verder een beetje vleesch en een paar centen. De sigaren zijn van Vader.  Veel kan er tegenwoordig niet af, ik kan niet van huis, omdat Marie de heele dag bij Mme Curfs is waar men sedert een paar dagen een kleine jongen heeft gebracht. Ik hoop dat ge alles in de beste gezondheid zult ontvangen en als de wasch nog eens komt, hopen wij dat gij ze persoonlijk zult brengen want wat is het toch lang geleden dat we ons niet meer gezien hebben. Nu lieve Gerard houd je goed en braaf. God geve dat ge spoedig verlof krijgt. Vele groeten van Vader en van M. en A., ook van bij Curfs. In haast, je moeder.”

Dit kleine briefje geeft al aan hoe somber de tijden zijn. Voedsel is karig, geld is er nauwelijks. De kleine jongen die bij de familie Curfs is ondergebracht is waarschijnlijk een vluchteling uit het getroffen oorlogsgebied geweest. Op veel plaatsen werden vluchtelingen ondergebracht, ook bij particulieren.   

Vluchtelingen

In totaal vluchtten meer dan 32.000 Belgische militairen naar Nederland. Medewerkers van het Rode Kruis haalden zowel Duitse als Belgische gewonden per auto op, die in Maastricht werden opgevangen in het gesticht Calvariënberg, het Roode Kruis-hospitaal in de Augustijnerschool en enkele hulp-lazaretten. Na genezing werden de soldaten overgebracht naar een voorlopig interneringsdepot bij Alkmaar. Maar niet alleen militairen ontvluchtten het desolate België, ook burgers gingen massaal op de vlucht. De provincies Noord-Brabant en Limburg stroomden zo vol met vluchtelingen, dat sommige gemeenten hun inwonertal verdubbeld of zelfs verdriedubbeld zagen. De overheid wilde daarom de vluchtelingen verspreiden over heel Nederland, ook al omdat de grote mensenmassa´s de grensbewaking bemoeilijkten.

In Maastricht werden de vluchtelingen in openbare gebouwen opgevangen, zoals in de Rijkskweekschool. Honderden vluchtelingen werden al vanaf eind augustus 1914 door-gestuurd naar vluchtoord Oldebroek. Het betrof in eerste instantie onbemiddelde vluchtelingen. Rijkere Belgen zagen kans om kamers te huren, maar dit ging vaak ten koste van de Nederlandse huurders die zonder pardon op straat werden gezet door de Maastrichtse kamerverhuurders. Er  werden klachten geuit op het gebied van de moraal. Voorts zouden de Belgen de arbeidsmarkt verzieken door tegen zeer lage lonen werk te aanvaarden. In Limburg werden de vergoedingen aan plaatselijke hulpcomité in 1915 dan ook stopgezet. De Belgen hadden de keus om onderdak te krijgen in speciaal aangewezen vluchtoorden of terugkeer in eigen land.  In december 1915 verbleven er in de hele provincie nog maar 419 behoeftige vluchtelingen. Maar er waren natuurlijk ook Belgen die zichzelf konden onderhouden doordat ze beschikten over een ruime spaarpot of een baan gevonden hadden in Nederland. Gezien de oorlogssituatie hadden de hoteliers in Valkenburg en Houthem genoeg ruimte voor welvarende vluchtelingen uit het buurland.

Een ander slag volk vormden de deserteurs. Zij hielden zich op grote schaal bezig met smokkelarij. De Limburgse Commissaris van de Koningin schreef over hen:  “Niets hebben zij te verliezen; zij zijn slechts op eigen behoud en voordeel bedacht, en dit ten koste van de gastvrijheid verleenende bevolking”. Berucht waren de concentraties deserteurs in Heerlen en Kerkrade. De overheid probeerde veel Belgen ertoe aan te zetten weer terug te keren naar het eigen land. Maar de sociale toestand in hun vaderland was voor veel Belgen niet bepaald een motivatie om terug te keren. Op 1 november 1914 waren er ruim 323.000 Belgische vluchtelingen in ons land, in december 1914 was het aantal gedaald tot 124.000. Daarna zou het aantal blijven schom-melen rond de 100.000.

Eén van de slachtoffers van de stroomdraad waarop een spanning stond van 50.000 Volt.

Eén van de slachtoffers van de stroomdraad waarop een spanning stond van 50.000 Volt.

Versperring

Sinds het voorjaar 1915 werd het voor Belgen moeilijk om Nederland te bereiken. De Duitsers hadden namelijk over een lengte van maar liefst 200 kilometer langs de grenslijn een stroomdraad gespannen. Hierdoor wilden de Duitsers voor-komen dat Belgische vluchtelingen aansluiting konden zoeken bij het geallieerde leger of hun eigen leger. Nederland protesteerde niet tegen de dodelijke draad, omdat het zelf baat had bij een strengere grensbewaking. Op de draad stond een spanning van 50.000 volt, voldoende om een mens te doden. De draad liep door dorpen en bossen, dwars door boomgaarden, over weilanden, landerijen en beken. Zelfs laag over de brede Maas werd de draad gespannen. Bijna dage-lijks verongelukten mensen, die illegaal de grens wilden oversteken. Onder de slachtoffers bevonden zich burger-vluchtelingen, ontsnapte krijgsgevangenen en veel smok-kelaars. Hoeveel slachtoffers de draad daadwerkelijk gemaakt heeft, is onbekend. Er werden overigens allerlei trucjes bedacht om toch door te komen. Zo werden houten schuif-ramen gebruikt, die men onder de draad kon duwen waarna men ongehinderd erdoor kon kruipen. Ook met lege tonnen en ladders werd gepoogd aan de andere kant van de grens te komen. Wie echter werd betrapt, kon op de doodstraf rekenen.
Voor de Nederlanders was de dodelijke draad tot een attractie verworden. Dagjesmensen gingen een kijkje nemen en hoorden van de wachtposten de meest gruwelijke verhalen. Duitse bewakers aan de andere kant kregen zelfs Nederlandse versnaperingen toegeworpen. Ramptoerisme bestond toen dus ook al.....

Crisisjaren

Het verloop van het strijdtoneel is bekend uit de school-boeken : de Eerste Wereldoorlog was niet de oorlog van grote successen en briljante tactieken, maar de waanzin van de loopgraven. Om elke meter werd gevochten. De hoop op een snelle en beslissende overwinning taande, het conflict was uitgedijd en een impasse was bereikt. Nederland bleef de neutraliteitspolitiek strikt handhaven, maar de bevolking merkte de gevolgen van de oorlog aan den lijve.
Nederland kampte met een schaarste aan kolen, deze grondstoffen kon het vanuit Duitsland geleverd krijgen in ruil voor aardappelen. Daardoor ontstond er ook een tekort aan aardappelen. In augustus 1916 werd de Distributiewet van kracht, bedoeld om te komen tot een eerlijke verdeling van schaarse middelen. Toch leidden de schaarste en de prijsstijgingen tot grote ontevredenheid, vooral in de stedelijke gebieden. Berucht is het aardappeloproer in de zomer van 1917.

Allerlei tips verschenen in kranten om mensen behulpzaam te zijn bij het vinden van besparende maatregelen. Hoe bespaar je bijvoorbeeld op suiker? “Met het oog op de suiker-rantsoenering is het zaak zoveel als mogelijk is, het verloren gaan van suiker tegen te gaan. Vooral bij het gebruik van koffie en thee wordt hiertegen nogal eens gezondigd! In menig kopje blijft een onopgeloste hoeveelheid suiker achter. Dit kan men voorkomen door suiker in het zeefje te doen, en de koffie of thee door dat met suiker gevulde zeefje in de kopjes te gieten. Op deze wijze lost er voldoende suiker op en zal het suikerverlies tot een minimum beperkt blijven” , meldt de Rotterdamse crisis-courant.

De Duitsers pogen inmiddels de Britten op de knieën te krijgen door de afkondiging van een onbeperkte duikboten-oorlog op 31 januari 1917. De Duitsers beschikken over 111 duikboten, die naar eigen goeddunken alle schepen tot zinken kunnen brengen. De Verenigde Staten, tot op dat moment nog neutraal in het conflict, protesteren hier tever-geefs tegen. Op 6 april 1917 verklaart president Wilson de oorlog aan Duitsland. De komst van de Amerikanen zou later van doorslag zijn voor de beëindiging van het conflict.

Hevige strijd

De oorlog bereikt haar verschrikkelijkste fase. De afkondiging van de onbeperkte duikbotenoorlog deed in Nederland de vrees voor betrokkenheid in de strijd herrijzen. “Nu de oorlog-voering tot de hoogste intensiteit werd opgevoerd en de strijd op leven en dood geen andere grenzen meer kende dan die, welke door de voorhanden machtsmiddelen werden gesteld, was de hoop, dat op de duur onze onzijdigheid zou worden ontzien, gevoelig verzwakt, terwijl het gevaar voor plotseling optredende incidenten aanmerkelijk was toegenomen”, schrijft Smit. De vrees was vergroot doordat de Duitsers sinds najaar 1916 overal langs de Nederlandse grens versterkingen hadden aangelegd. Bovendien was er sprake van toenemende groepenconcentraties. Het betekende voor de Nederlandse militairen dat de verloven werden beperkt en geen militie-lichtingen meer naar huis konden worden gezonden. Het leverde kleine en grote problemen op. Een klein probleem deed zich voor in Houthem.

Daar zou op 5 en 6 januari 1918 door fanfare Sint Gerlach een muziekuitvoering plaatsvinden. Het muziekkorps had echter steun nodig van Gerard Willems, die op dat moment nog steeds zijn dienstplicht vervulde. Het bestuur van de fanfare, vertegenwoordigd door secretaris J. Curfs en president A. van Kesteren zonden op 1 januari 1918 een brief naar de militaire leiding.  “Weledelgestrenge heer”, zo luidt de aanhef. “Geeft met verschuldigden eerbied te kennen onder-geteekende, secretaris der fanfare Sint Gerlach, dat de milicien korporaal G. Willems van uwe Compagnie, werkend lid van bovengenoemde vereeniging en een onzer beste krachten is. Dat genoemde korporaal voor zijn overgang naar de Kaderopleiding twee jaar bij het mil. Muziekcorps van I Bat. 23 RJ. Is geweest en dat onze vereeniging al dien tijd een instrument voor de mil. muziek kosteloos heeft beschik-baar gesteld. Dat hier op 5 en 6 januari de gewone muziek-uitvoeringen der vereeniging worden gehouden om 5 uur namiddags. Dat de aanwezigheid van genoemden korporaal voor onze vereeniging en het welslagen der uitvoeringen zeer wenselijk is. Redenen waarom ondergetekenden, President en Secretaris, Uw Weledelgestrenge beleefd verzoeken den korporaal G. Willems een zoodanig verlof te verleenen, dat hij op zaterdag en zondag, resp. 5 en 6 Januari zijn mede-werking kan verleenen”.

Overigens kreeg korporaal Willems uiteindelijk toestemming om op zondag 6 januari verlof te nemen, maar hij diende de volgende dag weer terug te keren. Van de schone muze der muziek terug naar de harde realiteit....

Gerard Willems maakte deel uit van een militair muziekkorps. Zijn blaasinstrument was door de fanfare Sint Gerlach aan het militaire korps uitgeleend. Gerard zit op de foto op de voorste rij, tweede van links.

Gerard Willems maakte deel uit van een militair muziekkorps. Zijn blaasinstrument was door de fanfare Sint Gerlach aan het militaire korps uitgeleend. Gerard zit op de foto op de voorste rij, tweede van links.

Hel van het Noorden

De Duitsers vertrouwden nog steeds op de eindzege. Eer de Amerikanen zich voldoende bewapend hadden, zou de oorlog beslecht zijn, meenden zij. Het kwam in 1918 tot een bloedige strijd, waarbij de Duitsers met name in Frankrijk verder werden teruggedrongen. De strijd in oktober 1918 wordt door Fransen aangeduid als de hel van het noorden.

Canadese soldaten lopen door het geruïneerde Valenciennes, vlak nadat de Duitsers zijn teruggetrokken. 

Canadese soldaten lopen door het geruïneerde Valenciennes, vlak nadat de Duitsers zijn teruggetrokken.

De Franse inwoners worden geëvacueerd door de Duitsers, soms om humanitaire redenen, soms om militaire redenen. Duitse militairen hielpen de vluchtelingen op weg, maar als ze eenmaal ver genoeg van hun stad verwijderd waren, werden ze aan hun lot overgelaten.

In eerste instantie streken de Fransen neer in België. Zo werd de bevolking van Douai van 2 tot 4 september 1918 geëvacu-eerd naar Mons bij Brussel. Daar vonden 5000 vluchtelingen onderdak. De vlucht werd voor een groot deel te voet onder-nomen, 20 kilometer per dag kon men afleggen. Na vier jaren van oorlog, schaarste, ellende en ziekte waren de Fransen vaak uitgeput en verzwakt. Velen kregen te kampen met besmettelijke ziekten, waaronder de Spaanse griep.

In Nederland zag men de stroom vluchtelingen met angst en beven tegemoet. Ook in België ontstond onrust door de naderende gevechten.

Rond 20  oktober is het zover : de eerste Franse vluchtelingen, afkomstig uit Douai, strijken neer bij Ittervoort. “Op de lange tocht naar Nederland hadden de mensen van alles meegesjouwd: pakken met kleding, beddengoed, levens-middelen en ook levende kippen, honden, konijnen en zelfs een papegaai”, schrijft Evelyn de Roodt in haar werk over de vluchtelingen in Nederland tijdens de Eerste Wereld-oorlog. De vluchtelingen konden overigens ongestoord de grens overschrijden, omdat de Duitsers de stroom op de verschrikkelijke draad langs de grens hadden uitgeschakeld.

Canadese soldaten proberen zich een weg te banen door de puinhopen van wat eens Valenciennes was, aan het begin van de Eerste Wereld-oorlog een industriestad van 36.000 inwoners, in oktober 1918 een kale, lege en geplunderde ruïne

Canadese soldaten proberen zich een weg te banen door de puinhopen van wat eens Valenciennes was, aan het begin van de Eerste Wereld-oorlog een industriestad van 36.000 inwoners, in oktober 1918 een kale, lege en geplunderde ruïne

Inmiddels zijn meer plaatsen in Noord-Frankrijk ontruimd, zoals Cambrai, Denain en Valenciennes. De Duitsers laten weinig heel van de steden, zo wordt Valenciennes deels onder water gezet en gebouwen en industriële complexen in brand gestoken. De Franse vluchtelingen werden voorlopig opgevangen in dorpen in de buurt van de grens.

Zo ook in Houthem. Op 30 oktober 1918 verschijnt in de Limburger Koerier een artikel over de komst van Franse vluchtelingen uit Valenciennes en Denain in Houthem.

 “Zaterdagvoormiddag om 10 uur begon ook in ons dorp de intocht der Fransche vluchtelingen. ’t Was een treurige stoet: één lange onafgebroken rij van alle mogelijke gerequireerde voertuigen, waarop de ongelukkigen hadden plaats genomen met al hun hebben en houwen. Registreering en genees-kundig onderzoek hadden plaats bij de hotels Geuldal en Sleijpen. Het Roode Kruis was geïnstalleerd in Hotel Juliana, ernstige zieken werden ondergebracht in Villa Solo Mio, minder gevaarlijke, vooral grieplijders in een der school-lokalen.
Hoewel reeds eenige dagen te voren met de regeling en verdeeling begonnen was, liep het geheel niet al te vlot van stapel, uren en uren duurde het, eer de kwartieren betrokken waren.
Wat hunkerden allen naar hun kop koffie met brood! Wat smaakte de warme soep om tien uur ’s avonds toch nog heerlijk!
Zaterdagnacht omstreeks 11 uur bij de laatste ronde waren in de school niet minder dan vier militaire geneesheren aanwezig. Zondagmorgen was er een knaapje van 5 jaar stervende, hoe en waar men ook zocht, er was geen genees-kundige hulp te bekomen, totdat dr. Molema uit Meerssen ontboden werd, die per auto verscheen.

In Houthem vertoefden 1257 uitgewekenen, allen uit Valenciennes en Denain en naaste omgeving”
 
zo meldt het krantenbericht.
 

Of de Franse vluchtelingen ook zo tevreden waren over de opvang, mag echter betwijfeld worden. In ieder geval is uit Roermond bekend, dat de mensen echt honger leden.
’s Ochtends kregen ze een beperkte broodmaaltijd, maar daar moesten ze op teren tot aan de avondmaaltijd van waterige soep. Tussen de middag was er alleen een kop koffie. Omdat men ervan overtuigd was dat de opvang deze keer van zeer tijdelijke aard was, werd er bezuinigd op voed-sel, kleding en ruimte.  

Na de wapenstilstand op 11 november 1918 kwam de oorlog ten einde. Inmiddels was in Duitsland een revolutie uitge-broken, waarop de Duitse keizer vluchtte naar het neutrale Nederland met de keizerlijke trein, die in Eijsden tot stilstand kwam. De Fransen konden als eerste weer terug naar hun vaderland. Ze konden beginnen aan de wederopbouw, want vier jaar oorlog hadden een onbeschrijflijke ravage aangericht. Zo vertrokken ook de vluchtelingen weer uit Houthem.

België was niet erg ingenomen met de Nederlandse houding gedurende de oorlog en eiste in de vredesbesprekingen in Versailles dat Zuid-Limburg ten zuiden van Roermond, Zeeuws-Vlaanderen en de Westerschelde Belgisch werden. De grootmachten Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten kwamen de Belgen daarin echter niet tegemoet en onze contreien bleven dus Nederlands.

Korporaal Willems kan de rode draad weer oppakken en net als zovele andere militairen terugkeren naar zijn woonplaats. In Duitsland bleef het echter onrustig en men vreesde dat de revolte ook zou overslaan naar Nederland. Op tal van plaatsen werd een gewapende burgerwacht opgericht, ook in Houthem. Gerard Willems werd als 22ste lid van deze wacht inge-schreven op 19 januari 1919. In een propagandabriefje wordt duidelijk gemaakt waarom de burgerwacht zo belangrijk is. “Revolutie brengt mede moord, diefstal, zedeloosheid en goddeloosheid. Met burgerwachten in iedere gemeente en door het geheele land kunnen wellicht revolutie voorkomen ofwel pogingen daartoe onmiddellijk bedwongen worden. Oefening in den wapenhandel is echter beslist noodig, omdat eene ongeoefende Burgerwacht eerder kwaad dan goed kan doen en de revolutionaire spionnen zich voortdurend daarvan op de hoogte houden.

Mannen, wanneer gij U niet oefent omdat Koningin, Regeering en Kerk zulks aan U vragen, ook niet omdat Uwe mede-burgers op U rekenen in tijden van gevaar, ook niet omdat Uw Bestuur zulks aan U verwacht, doet het dan wel uit liefde voor Uw vrouw, Uw kind, Uw eigen thuis.”

 
Uiteindelijk gaat de revolutie aan Nederland voorbij, net als daarvoor de Eerste Wereldoorlog, maar niet onopgemerkt en niet zonder offers. Het lijkt er wel op dat het een vergeten oorlog betreft, zeker in het licht bezien van de vele lokale publicaties over de Tweede Wereldoorlog. Maar de “grote oorlog” van ‘14-‘18 verdient ook in onze regio meer aandacht. Er ligt hier nog een heel terrein braak voor de regionale geschiedschrijvers.


Geraadpleegde literatuur

- W. Jappe Alberts, Geschiedenis van de beide Limburgen, deel II, Assen 1974
- Hans Binneveld e.a., Leven naast de catastrofe. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, Hilversum 2001
- H.W. von der Dunk, Nederland ten tijde van de eerste wereldoorlog, in: D.P. Blok e.a., Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. 14 Nieuwste Tijd, Haarlem 1979
- P.H. Ritter Jr, De donkere poort, ’s Gravenhage 1931 (2 delen)
- Evelyn de Roodt, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Zaltbommel 2000
- C. Smit, Nederland in de Eerste Wereldoorlog (1899-1919), Groningen 1971 (3 delen)
- P.J.H. Ubachs, Handboek voor de geschiedenis van Limburg, Hilversum 2000
- Ian Westwell, De Eerste Wereldoorlog dag na dag, Aartselaar 2000

Voor de totstandkoming van dit artikel past mij een woord van dank aan Jan Notten, die mij en de redactie op het spoor bracht van dit stukje Houthemse wereldgeschiedenis......


Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (2003) nr 19, p. 7-19


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!