Brabantia Nostra
Rinus Suijkerbuijk
Nadat Wim Suijkerbuijk in
1942 vanuit Den Haag met zijn vrouw en twee kinderen naar
Valkenburg-Houthem over-geplaatst was en enkele jaren aan de
Putweg gewoond had, liet hij eind 1953 aan de Onderstestraat
een huis bouwen, dat later voorzien werd van de naam
‘Brabantia Nostra’.
Over de woning en de benaming van mijn ouderlijk huis, dat
thans niet meer door mijn familie bewoond wordt, volgen
hieronder enige bijzonderheden.
|
|
Op
nevenstaande foto: De woning van de familie Suijkerbuijk aan
de Onderstestraat 320 A te Houthem-St. Gerlach in de eerste
winter (1954/55) na het gereed komen. De voor-tuin is nog een
grote modderpoel, de grote treurwilg, die de tuin van de
naastgelegen villa Cuijpers-Linssen sierde, is nog niet
gekapt, de bovengrondse elektriciteitskabels
|
gaan nog op een provisorische
manier naar de meterkast in het huis, de belettering is nog
niet aangebracht (dat gebeurt pas in 1961) en achter het
huis is nog een maagdelijke boomgaard.
Daar zal later het St.
Gerlachplein en een grote uitbreiding van het dorp
gerealiseerd worden.
Familie
Suijkerbuijk-de Rond
Wim
Suijkerbuijk1, geboren in 1913 als een van de
twaalf kinderen van een kleermaker te Roosendaal, was, na
een poosje bij familie als scheepsjongen gediend te hebben,
bij de belastingdienst in Oudenbosch in dienst kunnen
treden. Inmiddels gehuwd, werd daar zijn eerste zoon, Rinus2
geboren in 1939. Via cursussen, in 's-Gravenhage, kon hij
zich verder bekwamen: daar kwam dochter Riet ter wereld. Bij
de keuze voor een standplaats in 1942, werd
Valkenburg-Houthem door hem (volkomen terecht) hoger
aangeslagen dan Schiedam of Venlo. Na eerst een poosje in
het pension van de gezusters Willems in Broekhem vertoefd te
hebben, kon een huurhuis aan de Pas nr. 429, betrokken
worden.
Daar waren
geen nutsvoorzieningen als water, elektriciteit of gas
aanwezig (een tegenvaller voor iemand die dat alles in Den
Haag normaal vond)! In het huis aan de Pas/Putweg/Vroenhof
429 werden Nel (1945), Huub (1947) en Wim (1950) geboren.
In oktober 2005 werd Adriana
Catharina Suijkerbuijk-de Rond opgenomen in Zorgcentrum
Vroenhof, het voormalige klooster, waar haar zonen zo lang
misdienaar/acoliet waren. Daar overleed zij op 6 april 2006.
Wim Suijkerbuijk woont sinds februari 2006 eveneens in
Zorgcentrum Vroenhof, terwijl ‘Brabantia Nostra’ in eigendom
is overgegaan in handen van Houthemer Robert Odekerken.
Pa en ma tijdens hun
dagelijks ommetje in september 2005
(foto Arno Roeloffzen)
Bouwgeschiedenis
In het begin van de vijftiger jaren liet Wilhelmus Cornelis
(Wim) Suijkerbuijk door aannemer Ubags-Nederlands van Vilt
het huis aan de Onderstestraat bouwen.
Bij opening van de inschrijfbiljetten op 17 december 1953
bleek deze met fl. 21.895 als laagste te hebben
inge-schreven; de firma A. Thewessen & Zonen te Strabeek
berekende fl. 22.340 en de Gebroeders Cauberg fl. 25.800.
Gegund aan de laagste inschrijver, werd het werk tot volle
tevredenheid van de opdrachtgever uitgevoerd, waarbij in
goed overleg nog allerlei wijzigingen en aanpassingen konden
worden aangebracht. Niets dan lof voor de firma Ubags, waar
in die tijd de jonge Gijs Hilhorst als metse-laar/tegelzetter
werkzaam was.3
Het ontwerp en de bouwtekening werden
vervaardigd, grotendeels overeenkomstig de indeling van het
pand Vroenhof 429, door gemeenteambtenaar Jacobs (in zijn
vrije tijd), niet ongebruikelijk in die tijd. Gemeentelijke
voorschriften bepaalden dat, om het plaatselijke karakter
te behouden, er slechts gebouwd mocht worden in mergel, in
baksteen met mergel-"speklagen", dan wel in baksteen, maar
dan wel wit geschilderd.
Gekozen werd voor de "witte"
uitvoering, hetgeen betekende dat geregeld, met "snowsem",
het pand geverfd moest worden.
Bij de "inschrijving" op 17
december 1953 was aannemers-bedrijf Jos. Ubags & Zn. te Vilt
de laagste inschrijver. Daartoe zou het huis volgens
tekening en bestek gebouwd worden, met een inhoud van 477,8
m3. De werkzaamheden vingen op 29 december 1953
aan, om te voldoen aan een of andere voorwaarde uit de
herbouwvergunning (zie verderop). De Burgemeester en
Wethouders van Valkenburg-Houthem besloten op 1 september
1954 vergunning te verlenen aan W. Suykerbuyk om "in
hoedanigheid van eigenaar tot woning in gebruik te nemen het
door hem gestichte gebouw, gelegen aan de Onderstestraat te
Houthem, kadastraal bekend sectie A Nº1769 (ged.), waarvoor
bij dezerzijds besluit van 15 December 1953, no. 2073,
bouwvergunning werd verleend". Uiteraard was door de
bouwheer eerst een verzoek ingediend om de nieuwe woning in
gebruik te mogen nemen.
Bij het optrekken van de woning onderkelderde
de aannemer het hele huis, en kwam zodoende boven de
toegestane kubieke inhoud. Om dat te verhelpen moest één (de
grootste) van de kelderruimtes dichtgemetseld worden, zodat
die bij de keuring en enkele jaren daarna, niet gebruikt kon
worden.
Het siersmeedwerk werd door de plaatselijke smid Stassen en
zijn knecht Snackers (uit Vroenhof) vervaardigd, tegen een
verbazingwekkend lage kostprijs, waartegenover een trage en
langdurende oplevering op de koop toe moest worden
genomen4.
Oorspronkelijk lag de Onderstestraat ongeveer 1,5 meter
hoger dan de weilanden en boomgaarden die zich tot aan de
Putweg uitstrekten. De rooilijn, ongeveer 10 meter vanaf de
straat, maakte het dan ook noodzakelijk dat grond voor het
huis aangevuld moest worden. Toen later de Pastoor
Ribberghstraat (en het St. Gerlachplein) werd aangelegd, op
het niveau van de Onderstestraat, betekende dat er een
niveauverschil ontstond met de zij- en achtertuin. Door de
gemeente is toen een keermuur gebouwd en een haag geplant.
Onderstestraat 54 was van
begin af aan voorzien van gas, water en electra.
Telefoonaansluiting en centrale verwarming waren nog niet
aanwezig. Kolenkachels in voor- en achterkamer (door
schuifdeuren met elkaar verbonden) zorgden voor verwarming.
Een kleine kamer boven was als studeerkamertje ingericht, en
als de kinderen van de middelbare school thuiskwamen brandde
daar ook een kolenkacheltje, zodat ze daar rustig hun
huiswerk konden maken. |
|
Huisnummering
In
die jaren werden in Houthem-St. Gerlach de woningen nog
doorlopend genummerd, ongeacht in welke straat of aan welke
weg ze lagen. Op deze plaats aan de Onderstestraat (een
grote boomgaard, eigendom van de familie Delissen) had men
er geen rekening mee gehouden dat er nog huizen gebouwd
zouden worden. Zodoende moest het huisnummer voor deze
nieuwe woning "tussengeschoven" worden en kreeg het nummer
"320 A" toebedeeld. Toen enige tijd later, op 10 oktober
1959, de afzonderlijke straten, uit de vroegere gemeente
Houthem, een eigen nummering, aanvangende met nummer 1,
kregen werd de woning van de familie Suijkerbuijk aangemerkt
als "Onderstestraat 54".
Verhuizing
De verhuizing kon beginnen.
Dat betekende dat boer Ronckers, tegenover het klooster in
Vroenhof wonende, de inboedel op een open kar, getrokken
door een fors Belgisch boerenpaard, verhuisde. Een echte
verhuiswagen was niet nodig, en burenhulp was nog doodgewoon
in die tijd. Wat altijd nog is bijgebleven is de zorg die we
hadden voor het paard: bij het afladen van de spullen vóór
de nieuwe woning was de boerenwagen tot vlak bij het huis
gereden. De grond voor het huis was echter aangevuld, nog
niet ingeklonken en door de regen erg blubberig. Het paard
zakte er diep in weg en er waren "harde aansporingen en
kreten" nodig om hem uit de modder te krijgen. Het lukte,
maar kostte de nodige zweetdruppeltjes van paard, boer
Ronckers en toe-schouwers.
Herbouwvergunning pand Berkelstraat 7
Voordat Wim Suijkerbuijk met
deze bouw kon beginnen waren er eerst heel wat hobbels
genomen. Het vinden van bouwgrond en de financiering waren
ook in die tijd geen eenvoudige zaken. Wat het bouwen in die
tijd bijzonder lastig maakte was het feit dat men een extra
vergunning nodig had. In de naoorlogse jaren waren
bouwmaterialen schaars; bovendien genoten diegenen die door
oorlogshandelingen hun woning verloren hadden voorrang.
Herbouwvergunningen waren
daarom zeer gevraagd. Bouwlustigen moesten dan ook zien om
zo’n herbouwvergunning te pakken te krijgen. En Wim
Suijkerbuijk kreeg zo’n papiertje om een huis, met een
maximale inhoud van 500 m3 te mogen bouwen.
Door oorlogsgeweld was schade
toegebracht aan het perceel Valkenburg A nº 1248,
Berkelstraat 7. De oorlogschaderegeling (en de
herbouwplicht) waren van de vorige eigenaar, Johannes
Hubertus Antonius Caelen, via de heer Renier Hubertus Sleven
aan Wim Suijkerbuijk overgedragen (tegen betaling van fl.
2.770). Daartoe moest herbouwd worden naar de toestand ten
tijde van de verwoesting in de oorlog. En omdat in het pand
Berkelstraat 7 te Valkenburg eens een café gevestigd was
geweest, met een inhoud van 105 m3, kwamen er
problemen. De herbouwende belastingambtenaar zag er
feitelijk geen heil in om in zijn voorkamer een café te
vestigen. Hij wilde slechts een woning geheel en alleen voor
privé gebruik (hij mocht bovendien uit hoofde van zijn
beroep geen bijverdiensten hebben). Dat vergde dus de nodige
gesprekken, verzoeken en tekeningen aan het Ministerie van
Wederopbouw en Volkshuisvesting en Burgemeester en
Wethouders te Valkenburg-Houthem.
B en W lieten daartoe onderzoek doen en een
schets-tekening vervaardigen met een zo nauwkeurig mogelijke
reconstructie van het door oorlogsgeweld verwoeste pand
Berkelstraat 7. Daaruit werd, op 5 mei 1954, geconcludeerd
dat het onderhavige (verwoeste) pand noch geheel noch
gedeeltelijk door zijn bouw tot de uitoefening van een
bedrijf bestemd was, terwijl het wat aard en indeling
betreft even-min geacht kon worden in het bijzonder tot de
uitoefening van een bedrijf te zijn aangewezen.
[Berkelstraat 7 zal dan wel een 'huiskamercafé' geweest
zijn, zoals er in de voor-oorlogse jaren vele bestonden]. En
uiteindelijk kon de familie Suijkerbuijk-de Rond haar intrek
nemen in een volledig woonhuis ten privé gebruike en moesten
de bier-lustigen naar bijv. café De Drie Koningen (Leukel),
Roeloffzen, Laeven, het Witte Paard (Frissen) en van de
Weyer (op zondagmorgen na de hoogmis favoriet in het dorp).
Belettering
‘Brabantia Nostra’
Als het echtpaar
Suijkerbuijk-de Rond 25 jaar getrouwd is op 8 september 1961
is er feest, met receptie in de Holle Eik. Frans
Suijkerbuijk, (een jongere broer van Wim) vervaardigde een
origineel cadeau: de belettering voor het huis: ‘Brabantia
Nostra’ 5. Omdat de families Suijkerbuijk en
de Rond geboortig waren, en grotendeels nog woonden, in
Roosendaal in West-Brabant leek het hem een goed idee het
huis dat deze Brabanders in Houthem gebouwd hadden naar hun
oude 'thuisland' te benoemen 6.
Opname februari 2006 (foto Rinus Suijkerbuijk)
En sindsdien is ‘Brabantia
Nostra’ een bekend huis geworden in Houthem, dat qua
naamsbekendheid kan concurreren met andere door gevelstenen
gekenmerkte huizen als bijvoorbeeld Huize Banda, de Adelaar,
Houthemmerhof of Villa Wilhelmina. Moge dat nog lang zo
blijven.
noten
1 De naam Suyckerbuyck komt,
voor zover bekend, het eerst voor in een schepenakte van 28
oktober 1596 te Roosendaal, waarin (vorster oftewel
gemeentebode) Huybrecht Huybrechtssen Lamssoon alias
Suyckerbuyck optreedt. Deze familienaam is dus zelfgekozen,
wellicht omdat hij als onderscheidende bijnaam werd
gebruikt. Van relatie tot een beroep als suikerbakker (als
dat toen al bestond) of iets dergelijks is nooit iets
gebleken.
2 Voor de kwartierstaat van Marinus Wilhelmus Suijkerbuijk:
Limburgs Kwartierstatenboek 1998, blz.112/3 en voor de
kwartierstaat van diens echtgenote, Hubertine Maria Louise
Gerarda Geuskens: Tweede Limburgs Kwartierstatenboek 2002,
blz. 20/21, uitgaven van de Nederlandse Genealogische
Vereniging, afdeling Zuid-Limburg.
3 Met hem en zijn vrouw Tonny Ackermans (toen woonachtig
aan de Onderstestraat 326, het latere Pension Marie-Louise
op nr. 62) groeide een vriendschap, die ook aanhield toen
zij uit Houthem wegtrokken. (Vanuit de bijgebouwen van
kasteel St. Gerlach, waar Tonny de baron diende, via
café’s/pensions te Wijlré en Heerlen naar Simpelveld,
waarvandaan tegelzetterij Hilhorst een grote naam in
Zuid-Limburg verwierf).
4 De smederij van Stassen, compleet met stellage om paarden
te beslaan, lag naast de villa Cuijpers-Linssen, iets terug
van de St. Gerlachstraat 318 [nieuw genummerd 18], waar
later de showroom van Küppersbusch c.q. de magazijnen van
aannemer Wiel Gelissen gevestigd waren.
5 De benaming 'Brabantia
Nostra" (Ons Brabant) is in de vooroorlogse jaren verbonden
geweest aan een beweging die beoogde de Brabantse identiteit
tegenover de suprematie van Holland te versterken. Het is te
vergelijken met Limburg, waar men zich ook achtergesteld
voelde, omdat bijvoorbeeld alle overheidsfuncties in handen
van Hollanders kwamen, en omdat de katholieke kerk, tot
1953, achtergesteld bleef. Zie het proefschrift van
Dr.J.L.G. van Oudheusden, Brabantia Nostra, een
gewestelijke beweging voor fierheid en 'schoner' leven,
1935-1951 (Stichting Zuidelijk Historisch Contact,
Tilburg 1990).
(Met dank aan Addy van de Weijer).
6
Een 'universeel'
gebruik dat men ook ziet bij Nederlanders of Limburgers in
den vreemde, die zich bij verenigingen als 'Hollandia' of
'Limburgia' aansluiten.
|