Kapel in Calvariebos (Smallenbosch)


Verleden, heden en toekomst van de kapel in het Calvariebos

Fons Heijnens 

In de loop der eeuwen hebben vele ziektes en epidemieën heel wat slachtoffers onder de bevolking gemaakt. Zo was er in jaren twintig van de vorige eeuw in verschillende delen van Nederland een aanzienlijk hogere sterfte dan normaal. Deze hogere sterfte was het gevolg van ziektes en epidemieën.
Bekend is dat er ook in onze contreien in die jaren besmettelijke ziekten heersten waaraan vele inwoners leden en vaak ook stierven. Het is niet geheel met zekerheid te zeggen met welke ziekte men in het begin van de vorige eeuw in Houthem te maken had. 

Calvariekapel, zonder beelden en hekwerk

Volgens demograaf Hofstee werd Nederland toen geteisterd door een malaria-epidemie; Philippens spreekt in Houthem van cholera. Philips meldt dat er in die tijd "vreemde koortsen" waren, wellicht als gevolg van malariamuggen die de besmetting op de mensen overbrachten. De ziekte trad op in 1823, 1826 en 1828. Roodvonk, mazelen en kinkhoest kwamen in Limburg in 1823 epidemisch voor, vooral in Maastricht, waar vooral in 1826, 1827 en 1828 telkens opnieuw de mazelen heerste.

Zo'n epidemie betekende dat in de dorpen en steden vaak vele tientallen inwoners binnen een kort tijdsbestek aan de gevolgen daarvan overleden. Het is niet officieel bekend hoeveel Houthemers in de jaren twintig van de vorige eeuw aan deze ziekte leden of daaraan overleden, maar het moeten er meer zijn geweest dan voor Houthem gebruikelijk was.

Tegenwoordig kunnen we ons de 'impact' van zoiets op de mensen en de dorpsgemeenschap nog nauwelijks voorstellen.
Om toch een idee van zo'n 'ramp' te geven worden hier voor Houthem enige sterftecijfers gegeven ten gevolge van ziektes en epidimieën. Volgens Philippens (p. 83) werd Houthem in 1567 getroffen door de pest. In dat jaar stierf een dertigtal inwoners. Het zusterklooster St. Gerlach betaalde zijn tol aan deze ziekte met 14 overledenen. [Dit zal 15 moeten zijn, aangezien op p. 18 wordt vermeld: "in 1567 overlijden priorin Isabella de T'Zevel en 14 medezusters aan de pest".]
Een ander sprekend voorbeeld geeft Dings. In 1676, ruim honderd jaar later dus, teisterde een dysenterie-epidemie Limburg. Alleen al in Houthem stierven in de maanden augustus en september van dat jaar 10, resp. 11 van de circa 450 inwoners, terwijl normaliter hooguit een … twee inwoners per maand stierven. Voor een kleine gemeenschap kan men dan ook gerust van een 'ramp' spreken. 

Maar hoe het ook zij, dergelijke ziektes, die de mensen behoorlijk verzwakten, confronteerden vele gezinnen met pijn, angst en dood. Ze maakten diepe indruk op de inwoners en boezemden ontzag in. De bevolking, die voor het merendeel gelovig en katholiek was, zocht haar toevlucht tot het gebed. Men ging boete doen en maakte bidwegen, in de hoop gevrijwaard te blijven van de vreselijke epidemieën en de dood of om te genezen van deze enge ziektes.

Terug naar het begin van de negentiende eeuw. In die tijd werd Peter Johan van Pelt tot pastoor in Houthem benoemd, namelijk in 1817. Hij was degene die omstreeks 1828 in het Calvariebos, ook wel genaamd Smallenbosch, een kapel liet stichten, waar de inwoners naar toe konden om boete te doen en om er te bidden.

Deze kapel, met een kruisweg met afbeeldingen van het lijden van Jezus, werd gebouwd naast de plaats waar de Houthemse kluizenaar Mathias Ackermans zijn kluizenaars-"woning" had gehad, die na zijn overlijden (op 25 oktober 1825) werd afgebroken. De uit mergelsteen opgetrokken open kapel werd op 25 januari 1829 door pastoor van Pelt ingewijd. In 1829 verstrekte de paus een volle aflaat. Dat deed een paus wel meer om de devotie te bevorderen.

Of de boetedoening (Golgotha-boete) en de gebeden bij deze kapel door de gelovige en door ziektes geteisterde Houthemers geholpen hebben om de besmettelijke ziekten een halt toe te roepen is niet bekend. Ongetwijfeld hebben ze in deze moeilijke tijden steun gevonden in het gebed. Feit is wel dat na 1830 in Nederland malaria niet meer in die mate voorkwam, hetgeen waarschijnlijk toegeschreven kan worden aan het toenemend gebruik van kinine. Door het verbeteren van de ontwatering en de steeds beter wordende hygiënische omstandigheden werd de kans op besmetting ook verminderd. Wel kwamen er later nog diverse andere epidimieën voor in Limburg en Nederland.

Volgens Philippens maakte menige Houthemse familie jarenlang traditiegetrouw 's zondags nog een bidweg naar deze kapel in het Calvariebos. Maar ook trok de bronkprocessie er heen. De kapel werd dan versierd als een heiligenhuisje.
Zelfs in deze eeuw trok de grote processie nog regelmatig naar deze kapel, om vervolgens door het Kloosterbos terug te keren naar de kerk. Velen zullen zich dit nog ongetwijfeld kunnen herinneren. Jammergenoeg is deze traditie in het midden van deze eeuw verloren gegaan.
De kapel raakte daarna snel in verval en de leegstand van het nabij gelegen landgoed "de Kluis" heeft, na het vertrek van het vormingscentrum, mede bijgedragen aan een verloedering van de kapel en de omgeving. De natuurelementen kregen vrij spel en door wildgroei was het steile toegangspad naar de kapel nog nauwelijks te vinden. De eigenaar van de kapel heeft de sterk verweerde beeldengroep, bestaande uit een houten kruis en op zink geschilderde afbeeldingen van Maria en Johannes, daarom weggehaald en veilig opgeborgen.

De heemkundevereniging is van mening dat verder verval van dit religieuze monument voorkomen moet worden en wil hier iets aan doen. Daartoe zijn al enkele gesprekken met ondermeer de eigenaar en enkele officiële instanties gevoerd. Deze hebben hun medewerking toegezegd. Vraag is echter of er voldoende steun bij de Houthemse inwoners aanwezig is en of er voldoende financiële middelen gevonden kunnen worden. Vraag is ook of een gerestaureerde kapel op die plaats misschien weer niet snel in verval zal raken. De kapel ligt nu niet meteen zo ideaal, dat er geregeld toezicht op kan worden gehouden of dat veel mensen de kapel met een bezoek vereren. Daarom is ook al de idee geopperd om de kapel, die nogal ver van het dorp ligt, te verplaatsen en elders in het dorp op een geschikte plaats opnieuw op te bouwen. 

Geraadpleegde literatuur
 
- Een dysenterie-epidemie in Limburg, 1676 / H.P.H.M. Dings. - In: Maasgouw, 105 (1986), nr. 3, p. 106-114
- Echo's uit Houthems verleden / H.J.J. Philippens (1992)
- Gezondheid en ziekte in Limburg in de jaren 1800-1865; een tijd van geruisloze stilstand / J.F.R. Philips. - In: Jaarboek van het Sociaal- Historisch Centrum, 36 (1991), p. 1-86
- De herenhuizen van Houthem (I). - In: Land van Valkenburg, 16-8-1968
- Houthems verleden / H.J.J. Philippens (1983)
- Kluizen en kluizenaars in Limburg / door Jos. Habets (1870)
- Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot heden / E.W. Hofstee (1981)

Zie ook: Gevelstenen in Houthem en Geulhem: Calvariekapel aan de Stevensweg

Zie ook: Calvarie- of boskapel op www.kerkgebouweninlimburg.nl


Gepubliceerd in 't Sjtegelke, (1995) nr 4, p. 10-13


naar boven

© Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach

Geen menu? Klik hier!