De grafkapel van
Houthem-St. Gerlach (1)
Ir P.A.M.
Mertens
Tegen de noordgevel van de Sint-Gerlachuskerk
te Houthem-St. Gerlach bevindt zich een grafkapel of
grafkelder in eclectische trant (afbeelding 1). Het gebouwtje
heeft een centrale hal met een neoromaanse ingang, alsmede
twee verlaagde zijbeuken voor de bijzetting van overledenen.
Onduidelijk is of de ingang oorspronkelijk was afgesloten door
een deur of een hek.
Grafkapel
omstreeks 1996
De kapel ligt
verzonken achter een verhoogd plateau, waardoor de verdiepte
aanleg wordt geaccentueerd. Uit de nog aanwezige bouwsporen
blijkt dat daarop vroeger een hekwerk stond. De grafkapel
met het plateau is voorts met een eenvoudig smeedijzeren
hekwerk afgescheiden van de rest van het kerkhof. Dit is in
lijn met de situatie van vóór de bouw van deze grafkapel, die
nog goed zichtbaar is op een aquarel van Ph.G.J. van Gulpen
van omstreeks 1841 (afbeelding 2).
St.
Gerlachuskerk met kerkhof omstreeks 1841 volgens een aquarel
van Ph. van Gulpen (RDMZ)
Het dubbele hekwerk
lijkt nog aanwezig op een foto uit 1913 (afbeelding
3). Vanwege de grote architectonische en cultuurhistorische
waarden is de grafkapel in 1994 ingeschreven in het register
van door het rijk beschermde monumenten in aansluiting op de
reeds langer beschermde kerk (2).
St. Gerlachuskerk met kerkhof
in 1913 (RDMZ)
Kerkhof Toen in 1808 de voormalige
Stiftskerk van Sint-Gerlach de parochiekerk werd van Houthem,
werd het kleine Stiftskerkhof met de toegang voor de pelgrims
vanaf de Onderstestraat het kerkhof voor de parochie. Om de
beslotenheid van het Stift te waarborgen was deze ruimte met
een ommuring afgesloten "van eenen moeshof aan de westzijde en
den grooten hof aan de oostzijde" (afbeelding 4).
St. Gerlachuskerk met omgeving in 1781 volgens een
fragment van een tekening van Soiron (RDMZ)
De hoofdentree van de
kerk lag dus in de middenas van het kerkhof dat qua breedte
strookte met de drie laatste traveeën van de kerk. Na de
ingebruikname als parochiekerk werd het kerkhof aan de
oostzijde verbreed met twee traveematen van de kerk en met een
nieuwe muur afgescheiden van de rest van het landgoed.
Blijkens de aquarel van Van Gulpen was in deze muur een
toegang tot het landgoed, de huidige toegang tot de voorhof
van de naoorlogse sacristie. Ook is op deze aquarel goed te
zien dat de verbrede ruimte van het kerkhof nabij de kerk met
een omheining werd afgezonderd van de rest van het kerkhof in
open relatie met het landgoed. Zo ontstond op de overgang van
landgoed en parochiekerkhof een begraafplaats voor de families
Schoenmaeckers en later Corneli die zowel vanuit het landgoed
als vanuit het kerkhof bereikbaar was. Deze verbinding is
na de bouw van de grafkapel gecontinueerd door een - later
dichtgemetselde - zijdeur in de oostgevel van de kapel
(afbeelding 5). Niet duidelijk is of de uitbouw met de
zij-ingang ter plaatse origineel is, dan wel later is
toegevoegd. Bij die gelegenheid zijn waarschijnlijk
stoffelijke resten van geruimde graven van de families
Schoenmaeckers en Corneli opnieuw bijgezet in de onderste
westelijke grafnis. Vermoedelijk zijn toen tevens vrijgekomen
grafstenen van deze familie herplaatst in de voorhof van de
naoorlogse sacristie, welke ruimte toen nog tot het landgoed
behoorde (afbeelding 5).
Noordgevel van de St. Gerlachuskerk en de oostgevel
van de grafkapel met dichtgemetselde zij-ingang en
herplaatste grafstenen (RDMZ)
Waarschijnlijk bevond zich ter plaatse van de huidige
kapel een grafkelder voor de families Schoenmaeckers en
Corneli. In dat geval kunnen een of meer van de hiervoor
vermelde grafstenen de afdekplaten zijn geweest van de toegang
tot deze grafkelder. Hierin zal ook Albert Corneli volgens de
tekst op zijn bidprentje (3) na zijn overlijden in 1877 zijn
bijgezet. Tot op heden zijn van een eventuele vroegere
grafkelder geen bouwsporen aangetroffen.
Interieur
De centrale hal in het interieur heeft een neogotisch
stergewelf en een vloer van natuursteentegels met een
rijkgeschakeerd sterpatroon. Tegenover de ingang bevindt
zich een groot reliëf met een afbeelding van drie engelen die
een jongeling ten hemel geleiden. Dit tafereel heeft kennelijk
betrekking op de jonggestorven Albert Corneli (1858-1877) die
hier in een witmarmeren praalgraf is bijgezet (afbeelding 6).
Ingang
van de grafkapel met praalgraf van Albert Corneli omstreeks
1996 (Arch.groep Mertens)
Aan de
oostzijde van de kapel stond onder een hoog tongewelf de
monumentale bronzen doodkist of sarcofaag (4) van Joseph
Corneli († 1887) en zijn echtgenote, Anna barones van Heemstra
(† 1888). Deze tombe is door zijn afmetingen en decoratie heel
bijzonder. Opmerkelijk is dat de bovenzijde van de tombe van
deze godloochenaar (5) van een groot kruis is voorzien,
weliswaar zonder corpus. Op de kist staat de naam van Joseph
Corneli (gespeld als Cornély) met zijn geboorte- en
sterfdatum, alsmede een gekroond alliantiewapen van het
echtpaar Corneli-van Heemstra en de spreuken Diou garde en
Honour Guide. Aan het hoofdeinde van de kist is een deurtje
met een slot waarvan de sleutel ontbrak. Aan de westzijde
bevindt zich een aantal grafnissen die met hardstenen platen
waren dichtgezet. Dit westelijk deel van de grafkapel heeft
een markante tweedeling. Onder een zware segmentboog rustten
stoffelijke resten van oudere leden van de familie die daar na
de bouw van de grafkapel opnieuw zijn bijgezet. Daarboven
rustten Frans Corneli met echtgenote en jongere leden van de
familie. Opmerkelijk is het feit dat alleen de onderste
afdekplaat van een inscriptie was voorzien die door een laag
cementpleister aan het oog werd onttrokken. Na verwijdering
van de cementlaag werd de volgende tekst zichtbaar: Elise
Walburge Corneli née Schoenmaeckers 1866 Martin Jacques
Schoenmaeckers 1839 Antoine Corneli 1872. Samenvattend kan
gesteld worden dat de kapel een goed voorbeeld is van
funeraire architectuur uit het laatste kwart van de
negentiende eeuw: tegenover de entree een ontroerend
grafmonument voor de jonggestorven stamhouder; daarvóór,
gericht op het oosten, de monumentale tombe van het echtpaar
Corneli-van Heemstra en tegenover hen, in nauwe relatie met de
aarde, de stoffelijke resten van hun voorgangers met daarboven
die van familieleden die na hen zijn overleden. Wel blijft
de vraag intrigeren waarom in de monumentale oostelijke
zijbeuk de tombe stond opgesteld van Joseph Corneli met
echtgenote en niet die van zijn oudere broer François Corneli
(1830-1903). Deze was immers de vader van Albert Corneli
(1858-1877) en tevens oud-burgemeester van Houthem. In dat
kader is de vraag relevant, door wie de opdracht tot de bouw
is verstrekt.
Geschiedenis
Tot op heden is in de literatuur (5) gesteld dat de
grafkapel op de eerste plaats is opgericht als monument voor
Albert Corneli († 1877). De resultaten van dit onderzoek
vormen een gerede aanleiding om dit beeld te nuanceren. Het
lijkt buiten discussie dat de opdracht tot het vervaardigen
van de bronzen doodkist (blijkens een opschrift in Frankrijk)
is verstrekt door de weduwe van Joseph Corneli, Anna barones
van Heemstra, na het overlijden van haar echtgenoot in 1887.
Ook het feit dat haar naam op de kist ontbreekt wettigt deze
conclusie. Nadere bestudering van de grafkapel leidt tot de
conclusie dat het concept niet alleen is afgestemd op het
grafmonument voor Albert Corneli maar evenzeer - of wellicht
nog meer - op de opstelling van de monumentale tombe in de
oostelijke zijbeuk. En dat maakt uiterst aannemelijk dat de
opdracht tot de bouw is verstrekt - in nauwe samenhang met de
bouw van de tombe - door Anna van Heemstra na het overlijden
van haar echtgenoot. Als protestantse heeft zij bewust in het
centrum geen altaar laten opstellen, maar alleen een
grafmonument voor de jonggestorven enige stamhouder van de
familie (6). Op dat moment waren er geen directe
nakomelingen. Dat kan de verklaring zijn voor het feit dat de
kapel relatief klein is. Ze was in principe alleen bestemd
voor de jonggestorven Albert Corneli, alsmede voor de broers
François en Joseph Corneli met hun echtgenotes. Na het
uitsterven in de mannelijke lijn van de familie Corneli zijn
in de bovenste westelijke grafnis nog drie leden van de
familie de Selys de Fanson bijgezet, waarmee de maximale
capaciteit was bereikt.
Waarschijnlijk na het
overlijden van Robert de Selys de Fanson in 1946 zijn in de
oostelijke zijbeuk extra grafnissen gemetseld waardoor het
concept van de grafkapel ernstig werd aangetast. Deze nissen
waren uitgevoerd in wanden van rechthoekige mergelsteen en
tussenvloeren van gewapend beton. De zijkanten en de
voorkanten van de onderste en de bovenste nis waren als één
geheel uitgevoerd, dus zonder sporen van een latere dichting
aan de voorzijde. Alleen de voorzijde van de middelste nis was
van baksteen en kon later zijn dichtgezet. Het geheel was
uiterst primitief waarbij elke afwerking
ontbrak. Waarschijnlijk stond de tombe vóór de bouw van de
oostelijke grafnissen opgesteld langs de kerkwand, zodat aan
de noordzijde een doorgang vrij bleef naar de zij-ingang in de
oostgevel van de kapel. Vanwege de bouw van deze grafnissen
zal de kist zijn verplaatst naar de noordzijde van de
oostelijke zijbeuk, waardoor de zijdelingse directe toegang
tot het landgoed werd geblokkeerd. Daarom zal bij die
gelegenheid de zij-ingang zijn dichtgemetseld en een eventuele
trap of verhoging vóór deze ingang verwijderd. Deze directe
toegang vanuit het landgoed tot de grafkapel verklaart
misschien ook - mede - het jarenlange verzet van de eigenaren
van het landgoed tegen overdracht van grond ten behoeve van de
bouw van een sacristie die direct vanaf het kerkhof bereikbaar
was. Toen deze toegang was vervallen kon de familie De Selys
de Fanson gemakkelijker instemmen met overdracht van grond ten
behoeve van de bouw van de huidige sacristie in 1964.
Restauratie
Na het overlijden van Robert baron de Selys de Fanson in
1979 gingen de rechten op de grafkapel over op het kerkbestuur
van de kerk van Notre Dame de Dieupart te Aywaille. Per brief
van 21 augustus 1992 heeft dit kerkbestuur onvoorwaardelijk
afstand gedaan van zijn rechten ten gunste van het kerkbestuur
van de Sint-Gerlachuskerk te Houthem. Vanaf dat moment kon
begonnen worden met het opstellen van een restauratieplan door
Architectengroep Mertens bv Heerlen. Restauratie van de
grafkapel was reeds geruime tijd zeer urgent. Het plateau vóór
de kapel is ernstig verzakt, het hekwerk van de omheining is
verroest en verzakt, terwijl de zwartgebitumineerde
dakbedekking en aansluitende bekleding van de noordgevel van
de kerk een dissonant vormen in de monumentale omgeving
|
|
Naar verwachting zal
de grafkapel thans op korte termijn worden gerestaureerd in
samenhang met de restauratie van de noordgevel van de kerk. Om
de financiering hiervan mogelijk te maken zijn de grafnissen
op 8 en 17 juni 1999 geruimd, zodat er nieuwe bijzettingen
kunnen plaatsvinden. Onder het te restaureren plateau vóór de
grafkapel zijn nissen voorzien ten behoeve van bijzetting van
urnen met as van overledenen. Het verdient aanbeveling
tijdens de restauratie archeologisch onderzoek uit te voeren
naar sporen van een eventuele vroegere grafkelder dan wel
vroegere begravingen.
Ontruiming
In goed overleg met mevrouw Thérèse Burny-de Selys de
Fanson, de enige zus van Robert baron de Selys de Fanson, is
de grafkapel ontruimd en zijn de stoffelijke resten van hun
vader, Florent baron de Selys de Fanson († 1941), op 9 juni
1999 vervoerd naar Aywaille en bijgezet in het nieuwe
familiegraf te Xhoris, waar ook baron Robert († 1979) en zijn
moeder († 1977) rusten (afbeelding 7).
Kist met de
stoffelijke resten van Florent baron de Selys de Fanson
(ovl. 1941) vóór het monument op de nieuwe
familiegrafkelder in Xhoris op 9 juni 1999 (Strijbos,
Weert)
Omdat de binnen- en
de buitenkist te zeer waren aangetast zijn de stoffelijke
resten overgeplaatst in een eenvoudige nieuwe kist waarop het
naamplaatje van de oude kist is aangebracht. De stoffelijke
resten van Albert Corneli blijven rusten in de grafkapel onder
het witmarmeren praalgraf.
Op 8 juni 1999 zijn door
Gravendienst Strijbos de grafnissen geopend met uitzondering
van de onderste westelijke grafnis. De aangetroffen
stoffelijke resten zijn geïdentificeerd in aanwezigheid van
Pastoor J.M. Keulers en ir P.A.M. Mertens. Deze taak werd
bemoeilijkt door het feit dat, met uitzondering van de
onderste westelijke grafnis, aan de buitenzijde geen namen
waren aangebracht. Uit de literatuur (5) was globaal
bekend welke bijzettingen in de grafkapel hadden
plaatsgevonden. Op de kisten van François Corneli († 1903),
Elise Corneli-Raikem († 1909), Florent de Selys de Fanson (†
1941) en Ghislaine de Selys (de) Fanson († 1943) was een
naamplaatje aangebracht. In combinatie met de aangetroffen
trouwringen van Robert de Selys de Fanson († 1946) en zijn
echtgenote, alsmede de stijlkenmerken van de overige kisten
kon met zeer grote waarschijnlijkheid de identiteit van de
overige stoffelijke resten worden vastgesteld (bijlage I, II
en III). Over de identiteit van de stoffelijke resten in de
bovenste westelijke grafnis kon geen absolute zekerheid worden
verkregen (afbeelding 8).
Grafkapel met aanzicht van de geopende bovenste
westelijke grafnis op 8 juni 1999 (J. van Aken)
Daar werden drie
kisten zonder naamplaten aangetroffen met de resten van twee
vrouwen en een baby. Met name de baby was nog goed herkenbaar.
Volgens een mededeling van mevrouw Th. Burny-de Selys de
Fanson aan begrafenisondernemer Strijbos moet dit haar in 1921
jonggestorven broertje Robert de Selys de Fanson zijn.
Volgens de heer W. Boersma lijkt het aannemelijk dat de
stoffelijke resten van de twee vrouwen afkomstig zijn van
Maria Elisa Georgina de Selys de Fanson-Corneli († 1932) en
Eugenie de Selys de Fanson-de Woot de Trixhe († 1934),
respectievelijk de moeder en de echtgenote van Robert baron de
Selys de Fanson († 1946). Ook de stijlkenmerken van beide
kisten rechtvaardigen deze aanname.
Alle kisten
bestonden uit een houten buitenkist en een zinken of loden
binnenkist. Zij waren in meer of mindere mate aangetast.
Alleen opmerkelijk was een houten kruis met een houten corpus
op de kist van vermoedelijk Eugenie de Selys de Fanson-de Woot
de Trixhe. Het zal na restauratie een plaats krijgen in een
van de nevenruimten van de kerk. Dit geldt ook voor een rijker
bewerkt metalen kruis dat was aangebracht op de kist van Elise
Corneli-Raikem († 1909). De overige kruisen en alle kisten met
beslag waren van onvoldoende waarde om, mede in relatie tot
hun technische staat, te worden bewaard. Daarom zijn ze, na
fotografische documentatie door de heer J. van Aken, tezamen
met alle stoffelijke resten op 8 juni 1999 te Geleen
gecremeerd. De meeste stoffelijke resten waren grotendeels
vergaan, maar nog zeer globaal herkenbaar. Zo kon worden
vastgesteld dat Robert de Selys de Fanson († 1946) slechts één
arm had met aan zijn hand twee trouwringen. Blijkens de
inscripties waren die van hem en zijn echtgenote.
Na de
ontruiming zijn de storende grafnissen in de oostelijke
zijbeuk verwijderd. Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt waren
de voorkanten en de zijkanten van de onderste en de bovenste
grafnis als één geheel uitgevoerd, dus zonder sporen van een
latere dichting aan de kopzijde. Dat maakt aannemelijk dat
deze nissen zijn gebouwd na het overlijden van Robert de Selys
de Fanson in 1946, wiens stoffelijk overschot in de onderste
nis was bijgezet. Dat houdt in dat Florent de Selys de Fanson
(† 1941) en Ghislaine de Selys de Fanson († 1943), die beiden
in Stockholm zijn overleden, hier later zijn bijgezet. Aan de
aard van het metselwerk kan men afleiden dat Ghislaine de
Selys de Fanson en Robert de Selys de Fanson tegelijk met de
bouw van de grafnissen zijn bijgezet. Aan de afwijkende
dichting van de middelste grafnis zou men kunnen afleiden dat
Florent de Selys de Fanson († 1941) later is
bijgezet.
Na de sloop van de oostelijke grafnissen kwam
een vloer met een rijkgeschakeerd patroon vrij in aansluiting
op de vloer van het centrale deel van de kapel. Dat
rechtvaardigt de conclusie dat daar de tombe oorspronkelijk
stond opgesteld. In het noordelijk deel werd een gecementeerde
vloer van recente datum aangetroffen. Onduidelijk is, of en
waarom de vloertegels daar tijdens de verplaatsing van de
tombe zijn weggekapt. Ook is het denkbaar dat daar, naast de
oorspronkelijke plaats van de tombe, een kleine verhoging was
als verbinding met een trap naar de zij-ingang van de kapel.
Het verdient aanbeveling tijdens de restauratie het hiervoor
vermelde archeologisch onderzoek onder meer uit te voeren ter
plaatse van het gecementeerde deel van de vloer.
Op 17
juni 1999 is de onderste westelijke grafnis geopend en
geruimd. Volgens mededeling van de heer P.J.J.M. Strijbos
werden hier een grote en twee kleine houten kisten
aangetroffen. In de grote houten kist bevond zich een metalen
kist. Volgens de heer Strijbos was er kennelijk sprake van
stoffelijke resten van drie personen die daar opnieuw waren
bijgezet. Dat maakt het zeer aannemelijk dat het gaat om drie
leden van de families Schoenmaeckers en Corneli, van wie de
namen op de afdekplaat staan vermeld. Al deze resten zijn op
17 juni 1999 gecremeerd.
Na de ontruiming van de
grafkapel op 8 juni 1999 is de monumentale tombe van het
echtpaar Corneli-van Heemstra tijdelijk opgesteld in de
noordwesthoek van de Sint-Gerlachuskerk.
Geopende
tombe van het echtpaar Corneli-van Heemstra op 1 oktober
1999 (J. van Aken)
Op 1 oktober 1999
is de kist geopend in aanwezigheid van de heren W. Boersma, J.
Lodewick en P. Mertens (afbeelding 9). Er werden twee op
elkaar geplaatste houten kisten aangetroffen zonder
kruisbeelden. Op de bovenste kist bevond zich een koperen
plaat met de tekst ANNA ELISABETH BARONNE VAN HEEMSTRA, VEUVE
DE MONSIEUR JOSEPH CORNÉLY DÉCÉDÉE LE 29 FÉVRIER 1888 À TOURS
AGÉE DE 41 ANS. Op de onderste kist was een koperen plaat
aangebracht met het opschrift MARIA JOSEPHUS HUBERTUS CORNELY
DÉCÉDÉ LE 16 JUIN 1887 AGÉ DE 52 ANS. In beide kisten werd
een loden kist als omhulling van een houten kist aangetroffen.
Aan een vinger van Anna van Heemstra werden twee trouwringen
gevonden die blijkens de inscripties toebehoorden aan haar en
haar echtgenoot. Deze trouwringen bevinden zich thans op de
pastorie, tezamen met de trouwringen van Robert de Selys de
Fanson († 1946) en zijn echtgenote Eugenie de Selys de
Fanson-de Woot de Trixhe († 1934). Aan de buitenkisten
waren sierlijke verchroomde handvaten en knoppen bevestigd.
Tezamen met de naamplaten worden deze in de sacristie bewaard.
Na fotografische documentatie door de heer J. van Aken zijn de
stoffelijke resten en de rest van de kisten op 2 oktober 1999
gecremeerd te Geleen. De lege grafkist is als museaal
object opgesteld in het oostelijk trappenhuis tussen het
priesterkoor van de kerk en de oude keuken van het château.
Herinnering
De as van alle stoffelijke resten die gecremeerd zijn zal
in een stijlvolle urn een waardige plaats krijgen in de
voorhof van de huidige sacristie vóór de oostgevel van de
grafkapel. De namen van deze overledenen zullen worden
vereeuwigd op een hardstenen plaat die de dichtgezette toegang
tot de grafkapel zal markeren. Aldus zal op waardige wijze de
herinnering aan hen bewaard blijven.
Noten
1 Bij de samenstelling van deze
bijdrage is dankbaar gebruikgemaakt van het constructieve
commentaar van drs M.Th.L.W. Boersma 2 Kerk met
monumentnummer 36789 en grafkapel met monumentnummer 469309
als onderdelen van een complex met monumentnummer
469319 3 NÉ À SAINT-GERLACHE LE 7 AVRIL 1858 décédé à
Menton (France), muni des secours de la religion LE 20 JANVIER
1877 et enterré dans le caveau de sa famille à Houthem
St-Gerlache, le 27 du même mois 4 Volgens de Grote
Van Dale 1999 is een sarcofaag een stenen doodkist 5
Literatuur Echo's uit Houthems verleden door H.J.J.
Philippens, 1992 Château Sint-Gerlach. Van
kluizenaarsverblijf tot hotelrestaurant door L.J.J. Willems
e.a. in Jaarboek 1996 van HHSG Landgoed Sint-Gerlach door
A.G. Schulte en A.A.M. Warffemius in de Geïllustreerde
Beschrijving (GB) 1999 van de RDMZ 6 H.J.J.
Philippens vermeldt in Echo's uit Houthems verleden: De weduwe
barones Anna van Heemstede, kwam met de gemeente Houthem tot
een accoord om zeven percelen land gelegen te Rimburg ter
waarde van ƒ 1.350,- aan deze af te staan onder conditie dat
de gemeente "eeuwig ten dage" hun grafkelder, gelegen op haar
"eigendom" zou onderhouden. .... De grafkelder met een
oppervlakte van zes vierkante meter.... Dat strookt globaal
met de oppervlakte van de oostelijke zijbeuk. Tot op heden
zijn geen bouwsporen gevonden die wijzen op een bouw van de
kapel in twee fasen. Of zijn de plannen later gewijzigd en is
er toen besloten tot de bouw van de huidige grotere grafkapel?
Dat kan dan tevens leiden tot een verklaring van het feit dat
Elise Corneli-Raikem via haar legaat in 1909 de parochie met
het "eeuwigdurend" onderhoud belastte.
BIJLAGE I.
NAAMLIJST VAN STOFFELIJKE RESTEN
1
Jacques Schoenmaeckers † 1839 2 Elise
Corneli-Schoenmaeckers † 1866 3 Antoine Corneli
† 1872 4 Joseph Corneli † 1887 5
Anna Corneli-van Heemstra † 1888 6 François
Corneli † 1903 7 Elise Corneli-Raikem †
1909 8 Robert de Selys de Fanson †
1921 9 Maria de Selys de Fanson-Corneli †
1932 10 Eugenie de Selys de Fanson-de Woot de Trixhe †
1934 11 Ghislaine de Selys de Fanson † 1943 12 Robert de
Selys de Fanson † 1946 13 Florent de Selys de Fanson †
1941
BIJLAGE II.
INTERIEUR GRAFKAPEL
Interieur grafkapel met aanzicht westwand op 8 juni
1999 (Architectengroep Mertens)
BIJLAGE
III. INTERIEUR GRAFKAPEL
Interieur grafkapel met aanzicht oostwand op 8 juni
1999 (Architectengroep Mertens)
|